Inhoud
Amritapuri, 19 maart 2006
Twee dagen geleden werd er gezeten in het internetcafeetje van de ashram. Gelegen aan het balkongedeelte in de tempel was het een klein kamertje waar in een werkruimte van pakweg vier computers niettemin zes computers dicht naast elkaar geplaatst stonden.
Er werd niet gezeten om zelf het wereldwijde web te doorkruisen, maar het was een ashramseva als toezichthouder.
De westkant van het kamertje had een deur, een klein tafeltje rechts daarnaast, en in de rechterhoek waren de centrale aansluitingen geplaatst van waaruit een wirwar van kabels ontspruitte. Aan de noordkant stonden vier computers dicht tegen elkaar geplaatst. De oostkant had een raam met één heel en één half geopend luik, en aan de zuidkant stonden twee computers met wat meer werkruimte. Tussen de tweede computer en de naar binnen geopende deur werd er op een stoel neergezeten.
Met de stoel gedraaid naar de noordwesthoek vonden de ogen een rustpunt tussen de wirwar van kabels. De magneet in het hart was in deze vollemaansdagen al bijna voortdurend in wisselende intensiteit aanwezig, en nu ontspannen gezeten trok deze sterk aan.
Toetsenborden en muizen tikten en klikten, de ventilator aan het plafond ratelde op stand vijf, en de wirwar van kabels veranderde in een universum op zichzelf met in elkaar gevlochten en verstrengelde elementen die doorgaans slechts als kabels gezien worden. Het was een heerlijke onrechtlijnigheid die door het rechtlijnige denken niet begrepen kon worden. Een universum in een hoekje van de kamer openbaarde echter in de ogenschijnlijke chaos haar onderliggende balans, en die balans vond haar centrum in heerlijkheid.
Een jonge vrouw met haar man meldden zich aan voor het internet. Naar schatting tussen vijfentwintig en dertig jaar was de vrouw een oosters type. Ze had een getinte huid die niettemin een roze blos op haar wangen deed doorschemeren. Haar koolzwarte ogen kwamen overeen met het zwarte, lange maar opgestoken haar. Een Nepalees lijkend type met een klein en fijn postuur. Ze sprak haar perfecte Groot-Brittannië-Engels op een bijzonder zachte en ingetogen wijze. De hele indruk was er een van verfijndheid.
Neerzittend aan de computer in de noordoost hoek was haar aanwezigheid als een niet aflatende wind over een smeulend vuurtje. Een hartenvuur laaide op, en het was een vuur van liefde. Liefde trad binnen en liefde trad naar buiten, maar het was één beweging. Er was een diepte. Een diepe diepte waar geen gedachte of persoonlijkheid kon komen. Vanuit die diepte was er straling. Doordringend en omvattend. Liefde omhelsde liefde en liefde werd omhelsd door liefde. Een heerlijk samensmelten in zuivere aanwezigheid. Het was een voeding en een heling voor het hele wezen.
Toetsenborden en muizen tikten en klikten, de ventilator aan het plafond ratelde op stand vijf, en zij waren het decor voor de liefde die het podium betrad.