Bij het vorderen van mijn academische studie in de filosofie oriënteerde ik me op een carrière daarin. Ik zou me dan via contemplatie en onderzoek verder in de onderwerpen van de metafysica kunnen verdiepen, ik zou een exoterisch gebied van dienstbaarheid hebben met het publiceren van artikelen, en ik zou tegelijkertijd in mijn eigen inkomen kunnen voorzien. Mijn begeleidend professor gaf echter aan dat ik met mijn leeftijd van eind dertig te oud was om nog een academische carrière te starten. Hij noemde als voorbeeld zijn collega die met begin dertig al een lange lijst van publicaties op zijn naam had staan.
Omdat een academische carrière dus niet haalbaar werd geacht besloot ik om na het voltooien van mijn opleiding zelfstandig te gaan publiceren. Omdat ik daarbij niet gebonden was aan academische vereisten zou ik mijn eigen onderwerpen, studiebronnen en publicatievormen kunnen bepalen.
Wat vorm betreft wist ik dat ik voornamelijk in academische stijl wilde gaan publiceren, wat voor mij betekende dat ik vanuit alreeds gegeven assumpties middels deductie en inductie wilde komen tot de eigen, in contemplatie ontvangen, conclusies. In de praktijk zouden de assumpties voornamelijk gevonden worden in de etymologie en in de tijdlozewijsheidleringen.
Ik wilde ook modulair gaan schrijven. Dat wil zeggen dat ik geen uitputtende boeken over specifieke onderwerpen wilde schrijven maar korte modules daarover. Deze modules waren beoogd om zelfstandig gelezen te kunnen worden terwijl ze tegelijkertijd via overlap bij elkaar zouden kunnen aansluiten. Later zouden deze modules dan per onderwerp verzameld en in boekvorm gepubliceerd kunnen worden. Ik noemde deze modules 'contemplaties' omdat ze veelal voort kwamen uit eigen contemplaties op de behandelde thema's. Het proces van een dergelijke contemplatie is enigszins beschreven in 'Contemplaties, Een toegelichte etymologie van 'contemplatie''.
Ik wilde eigenlijk alleen in het Nederlands gaan publiceren. Ofschoon ik vond dat ik het Engels voldoende beheerste was ik me ervan bewust dat ik mijn moedertaal veel dieper begreep. Dit was voor mij een belangrijke overweging omdat ik veel vanuit de etymologie wilde gaan werken. Toen ik begon was er echter geen uitgebreide etymologische database van de Nederlandse taal online beschikbaar, en de academische etymologische woordenboeken van de Nederlandse taal waren op dat moment voor mij onbetaalbaar. Omdat ik echter wel al in het bezit was van enkele Engelse etymologiebronnen heb ik toen besloten om aanvankelijk in het Engels te gaan publiceren.
Ik besloot ook om te publiceren onder een pseudoniem. Een aantal overwegingen lagen hieraan ten grondslag. Ten eerste wilde ik niet dat de sociale dienst weet zou krijgen van mijn activiteiten op dit gebied. Bij verkoop van publicaties of bij donaties zou ik inkomsten genereren, en indien deze, in lijn van mijn verwachting, lager zouden zijn dan mijn uitkering, waardoor ik van die laatste afhankelijk zou blijven, zou ik deze inkomsten hebben moeten melden. De sociale dienst had mij dan kunnen kenmerken als potentiële fraudeur, met diepgravende onderzoeken naar mijn inkomsten en uitgaven tot gevolg. Maar ze zouden zich ook hebben kunnen gaan bemoeien met de inhoud van mijn publicaties om deze te commercialiseren, en een dergelijke bemoeienis door ambtenaren van de sociale dienst met mijn intrinsieke contemplaties was voor mij volstrekt ontoelaatbaar.
Ofschoon de contemplatieve modulaire publicaties veelal intrinsiek waren heb ik ze niettemin nooit gezien als ware dienstbaarheid. En dit was ook een reden om mijn eigennaam niet aan deze publicaties te verbinden. Ik verwachtte mijn ware dienstbaarheid na mijn negenenveertigste pas op te kunnen pakken en zag de publicaties als tijdelijke mogelijkheid tot exoterische activiteit als tegenhanger voor mijn esoterische activiteit.
Als pseudoniem koos ik de naam 'Arvindus'. De Sanskrietnaam 'Arvind' lijkt fonetisch op mijn echte voornaam, en om mijn narratieve affiniteit met Hindoeïsme te indiceren besloot ik deze naam in mijn pseudoniem te verwerken. In gedachte heb ik me tijdens mijn oriëntaties op India ook geïdentificeerd met deze naam. Omdat ik echter niet alleen narratieve affiniteiten met het Oosterse Hindoeïsme had maar ook met het Westerse Christendom heb ik het Latijnse achtervoegsel '-us' bijgevoegd. Dit was ook het achtervoegsel van mijn doopnamen. Zo kwam ik dan tot het pseudoniem 'Arvindus'.
De mogelijkheid tot officiële boekpublicaties open houdend besloot ik dat er ook een uitgeversnaam moest komen. Inmiddels had ik mijn eerste modulaire publicaties al geschreven. Omdat ik deze 'contemplaties' noemde wilde ik de Latijnse wortel van dat woord, 'contemplatio', in de uitgeversnaam verwerken, hiermee ook weer refererend aan mijn narratieve affiniteit met het Christendom. Om vervolgens ook mijn narratieve affiniteit met het Hindoeïsme weer in de uitgeversnaam te verwerken heb ik het Sanskriet achtervoegsel '-(n)am' bijgevoegd. Zo werd tot de naam 'Contemplationam' gekomen. Tijdens het ontwerpen van de website stuitte ik echter op het advies om in het kader van zoekmachine-optimalisatie te kiezen voor een domeinnaam die al een bestaand woord was. Zo kwam ik tot het compromis van 'Contemplationem', wat een bestaand Latijns woord betrof. Toen ik overstapte naar 'Arvindus' als uitgeversnaam heb ik de contemplaties weer verzameld onder de serienaam 'Contemplationam'. Uiteindelijk werd de serienaam vereenvoudigd tot 'Contemplaties'.