Een paragraaf met nieuwe informatie werd bijgevoegd en de titel werd aangepast. De originele titel luidde: 'Tijd: Dynamiek en Spiraliteit' [in het Engels: 'Time: Dynamism and Spirality'].
Het Nederlandse woord 'tijd' wordt (net als het Engelse woord 'time') gewoonlijk herleid tot de oud-Teutoonse basis 'tī', betekenend 'uittrekken' of 'verlengen'.1 Deze basis wordt dan opnieuw verder herleid tot de proto-Indo-Europese basis 'dī', betekenend 'in stukken snijden' of 'verdelen'.2 De relatie tussen een verdeling en een rekking kan in het begin niet vanzelfsprekend zijn, maar kan gemakkelijk begrijpbaar gemaakt worden. Want wanneer één gegeven in twee gegevens wordt verdeeld dan wordt noodzakelijk een ruimte tussen deze twee gemaakt, een ruimte die niet aanwezig was alvorens de verdeling plaats vond. Dus in een verdeling neemt ruimte toe, of, om het anders te formuleren, wordt ruimte uitgerekt en verlengd. Hier wordt 'ruimte' gebruikt in een meer abstracte betekenis, want het wordt niet gebruikt om direct te refereren aan driedimensionale ruimte. Nu moet het opgemerkt worden dat wanneer een eenheid in een pluraliteit wordt verdeeld de verschillende gegevens niet dezelfde ruimte kunnen innemen. Elk daarvan moet zijn eigen ruimte innemen op zijn eigen plaats. En aldus zijn ze geordend op een bepaalde manier. Om deze abstracte gedachte een beetje in te kleden kan het voorbeeld van gebeurtenissen genomen worden. Gebeurtenissen zijn een pluraliteit. De ene gebeurtenis is niet identiek aan een andere gebeurtenis. Zelfs de gebeurtenissen die zich voordoen op exact dezelfde driedimensionale plaats verschillen van elkaar. Ze kunnen niet dezelfde ruimte innemen, en wanneer de ene gebeurtenis zich wil voordoen op dezelfde plaats van een andere gebeurtenis, dan moet de andere gebeurtenis zijn plaats opgeven en ophouden te bestaan. Eén gebeurtenis eindigt en een andere begint, enkel om opnieuw te eindigen om weer een andere te laten beginnen. Het is deze opeenvolging van gebeurtenissen waarop het hedendaagse Nederlandse woord 'tijd' (en het Engelse woord 'time') wordt toegepast.3
Aan de vervanging van één ding voor een ander, zoals met gebeurtenissen, wordt ook gerefereerd met het woord 'verandering'.4 En inderdaad zijn tijd en verandering zeer nauw aan elkaar verwant. Als er geen verandering van gebeurtenissen zou zijn, dan zou er enkel één statische, en daarom tijdloze, gebeurtenis zijn. Geen verandering; geen tijd. Niettemin worden de woorden 'tijd' en 'verandering' niet synoniem gebruikt. En terecht, want deze twee concepten kunnen niet bedacht worden als identiek. Want verandering kan geobserveerd worden met de zintuigen terwijl tijd dit niet kan. Inderdaad kunnen we in staat zijn om klok te kijken, maar dat is geen observatie van tijd. Hoogstens zijn we in staat om de wijzers van de klok van positie te zien veranderen, maar dat is vanzelfsprekend een directe perceptie van verandering en niet van tijd. Dus verandering is van een waarneemba(a)r(e) en tijd is van een onwaarneemba(a)r(e) dimensie of gebied. Nu is er veel filosofisch debat geweest over de voorrang van het waarneembare of het onwaarneembare. Radicaal empirisme stelt dat onwaarneembare concepten geïnduceerd worden van door de zintuigen vergaarde data, en radicaal rationalisme stelt dat het laatste gereduceerd kan worden tot het eerste. Het concept van tijd kan en mag gezien worden op beide manieren. Het concept van tijd kan geïnduceerd worden van waarnemingen van verandering, en deze verandering kan ook gereduceerd worden tot tijd. Dit zal ons inderdaad leiden tot twee verschillende concepten van tijd, welke echter beide beschouwd kunnen worden als valide. Want het woord 'tijd' is inderdaad ambigu (zoals de vele betekenissen gegeven in het Engelse woordenboek indiceren en expliceren).5
Tijd wordt geïnduceerd van verandering wanneer de waargenomen verandering kunstmatig gearrangeerd wordt op een zekere schaal. De divisie van die schaal is gebaseerd op astronomische gebeurtenissen, zoals de beweging van de Aarde, de Zon en de Maan in relatie tot elkaar. Van deze wordt een kalender afgeleid met jaren, maanden, weken en dagen. En als referentiepunt wordt een specifieke memorabele gebeurtenis genomen. De meest algemene van alle is het Christelijk referentiepunt geworden dat alle gebeurtenissen oriënteert op basis van de geboorte van Jezus van Nazareth. Deze soort van geïnduceerde tijd kan 'kalendertijd' genoemd worden en gedefinieerd worden als 'geschaalde gebeurtenissen'.
Maar zoals beweerd kan verandering ook gereduceerd worden tot tijd. Maar dit betreft dan een tijd volledig verschillend van aard van de kalendertijd. Verandering te reduceren tot tijd betekent nu verandering te expliceren als (ver)schijn(ing) en tijd als realiteit.6 Verandering te poneren als (ver)schijn(ing) is in lijn met de classificatie van verandering onder het waarneembare gebied. Want wat (ver)schijnt wordt waargenomen. Wat nooit waargenomen werd, (ver)scheen nooit. Dus dat verandering een (ver)schijning is kan gemakkelijk geaccepteerd worden. (Het moet echter in gedachte gehouden worden dat het poneren van verandering als (ver)schijn(ing) en tijd als realiteit, tijd niet noodzakelijk poneert als geen (ver)schijn(ing) zijnde. Vooral omdat (ver)schijn(ing) niet noodzakelijk gerelateerd wordt aan zintuiglijke waarneming. Dus het kan zeer wel zijn dat zekere realiteiten (ver)schijnen. Het enige onderscheid tussen de twee is dat realiteit noodzakelijk reëel is en (ver)schijn(ing) enkel mogelijk, en dat (ver)schijn(ing) noodzakelijk (ver)schijnt en realiteit enkel mogelijk).
In een reductie nu wordt een (ver)schijn(ing) teruggebracht naar zijn onderliggende realiteit.7 Dat (ver)schijn(ing) teruggebracht wordt tot realiteit betekent dat het er al eerder was, want dat duidt het woord 'terug' aan. En dit betekent op zijn beurt dat de teruggebrachte (ver)schijn(ing) ontsprong aan de desbetreffende realiteit. Iets wat bewoog van plaats a naar plaats b ontsprong in de relatie van deze twee plaatsen aan plaats a. Dus verandering als (ver)schijn(ing) reducerend tot tijd als realiteit indiceert dat verandering ontsprong aan tijd. Maar tot op heden is de reductie van verandering tot tijd enkel een bewering die nog niet plausibel is gemaakt. De bewering kan echter in plausibiliteit toenemen wanneer verandering inderdaad een plausibele wortel gegeven kan worden, en wanneer op deze plausibele wortel dan plausibel de term 'tijd' kan worden toegepast.
Is er dus een oorzaak die verandering initieert? In principe is verandering beweging. Verandering is de beweging van dingen van de ene staat naar een andere. En wat achter iedere beweging ligt is kracht (of macht, wat beschouwd kan worden als kracht in een latente staat). Dus kracht en macht zullen ook achter de beweging liggen die we 'verandering' noemen. Een Grieks woord voor kracht of macht is 'dynamis'.8 Het is dit woord waaraan het Nederlandse 'dynamiek' (en het Engelse 'dynamism') ontsprong.9 En aldus kan dynamiek inderdaad beschouwd worden de wortel te zijn van verandering. Dynamiek initieert verandering.
Maar waarom zouden we zulk een dynamiek, liggend aan de basis van verandering, 'tijd' noemen? Om dit te begrijpen moet gekeken worden naar de paren waarin deze twee concepten voorkomen. Dynamiek kan alleen begrepen worden tegen de achtergrond van stase. Als er enkel dynamiek zou zijn dan zou er geen contrast bestaan om zijn zijn bekend te maken. Dus dynamiek komt met stase. Aan tijd wordt ook niet gedacht zonder te denken aan een tweede. En deze tweede betreft ruimte. Wanneer de dimensie waarin we leven bediscussieerd wordt, wordt hieraan vaak gerefereerd als de dimensie van ruimte en tijd. Vergelijkbaar, wanneer (kosmische) manifestatie bediscussieerd wordt, wordt opnieuw gewoonlijk het paar van ruimte en tijd naar voren gebracht. Nu is het niet moeilijk om te zien welke rol ruimte en welke rol tijd speelt in manifestatie. Want ruimte geeft alles gemanifesteerd zijn, en tijd geeft het verandering. Als er geen tijd was dan zou niets in manifestatie veranderen. Dan zou alles statisch blijven. Inderdaad. Ruimte is de stase van manifestatie, het zijn gevend, en tijd is de dynamiek van manifestatie, het verandering gevend. Aldus kan het geaccepteerd worden als plausibel dat verandering teruggebracht kan worden naar tijd, waaraan dan gedacht wordt als dynamiek. En nu zal het ook duidelijk zijn dat deze soort tijd van een totaal andere aard is dan kalendertijd. Kalendertijd betreft enkel geschaalde gebeurtenissen, zoals eerder genoemd. 'Dynamische tijd', zoals we het type van tijd zullen noemen zoals op dit moment in beschouwing, echter betreft wat hier gedefinieerd kan worden als 'dynamiek van manifestatie'. Het is deze dynamische tijd die een beetje dieper gecontempleerd zal worden in het restant van de huidige contemplatie.
In de vorige paragraaf werd verandering beschouwd als zijnde de beweging van dingen van de ene staat naar de andere staat. En aan deze beweging werd gedacht als zijnde geïnitieerd door de kracht van dynamiek. Beweging nu, zoals ook al eerder is vermeld, impliceert oorsprong. Iedere gebeurtenis kwam voort uit een andere gebeurtenis, welke, zijnde ook een gebeurtenis, opnieuw voort kwam uit weer een andere gebeurtenis, enzovoort. Deze gedachte contemplerend rijzen vaak vragen op betreffende de aard van deze opeenvolging. In deze paragraaf zullen verschillende tijdsconcepties getekend en kort toegelicht worden. Het moet benadrukt worden dat alleen zeer algemene ideeën geschetst zullen worden. In latere contemplaties kunnen verfijningen volgen.
Er zijn verschillende manieren waarop de vraag van de schijnbaar oneindige opeenvolging van gebeurtenissen benaderd kan worden. En afhankelijk van de benadering zal de kijk op tijd zijn. Een eerste benadering hier wordt 'puntige tijd' genoemd. In deze benadering wordt de Gordiaanse knoop doorgehakt door eenvoudig het concept van causaliteit, oorsprong en verandering te ontkennen, en daarmee in principe een pluraliteit van gebeurtenissen ontkennend. Alle gebeurtenissen betreffen, zo gezegd, enkel één gebeurtenis. Deze conceptie van tijd kan geïllustreerd worden als één enkele punt (figuur 1), al de individuele gebeurtenissen weergevend (a, b, c, d, e, …).
Figuur 1.
Dat alleen één punt al de verschillende gebeurtenissen representeert betekent dat deze gebeurtenissen in werkelijkheid slechts één enkele gebeurtenis zijn. Dus in puntige tijd is er slechts één ongerelateerde statische eeuwige gebeurtenis. De Gordiaanse knoop op deze manier doorhakkend betekent vervolgens tijd zelf te ontkennen. Want met puntige tijd statisch zijnde wordt dynamiek ontkend.
Samenvattend kan gezegd worden dat eenheid van gebeurtenissen puntige tijd karakteriseert.
Lineaire tijd kan begrepen worden als een extensie van puntige tijd. In lineaire is de ene punt verdeeld in twee punten (de ultieme oorzaak en het ultieme gevolg representerend) waartussen een volledige pluraliteit van punten hun plaats hebben. Dit is gevisualiseerd in figuur 2.
Figuur 2.
Hier zien we een ware opeenvolging van gebeurtenissen. Gebeurtenissen volgen elkander op zoals punten elkaar opvolgen op de lineaire lijn. Zulk een tijdsconceptie kan bijvoorbeeld gevonden worden in de filosofie van Aristoteles waar hij alle opeenvolgingen van oorzaak en gevolg herleidt tot een onbewogen beweger (hier afgebeeld als punt a) die beweegt maar zelf niet bewogen wordt.10 In lijn met deze gedachte kan punt e dan beschouwd worden een ongestopte stopper te representeren, de beweging stoppend zonder zelf gestopt te worden.
Samenvattend kan gezegd worden dat pluraliteit van gebeurtenissen lineaire tijd karakteriseert.
Circulaire tijd kan begrepen worden als een extensie van lineaire tijd. In circulaire tijd zijn de eerste oorzaak en het laatste gevolg als identiek gezet. Hiermee verliezen ze hun speciale rol en krijgen een zelfde status als de tussenliggende gebeurtenissen van lineaire tijd. Tijd gaat rond en rond zonder begin en eind. Deze gedachte is gevisualiseerd in figuur 3.
Figuur 3.
Dat tijd bedacht wordt als rond en rond gaande betekent ook dat iedere gebeurtenis in tijd steeds weer herhaald wordt. Een gedachte die heersend is bijvoorbeeld in Nietzsche's filosofie.11 Alles gebeurt zoals het is gebeurd en zoals het zal gebeuren, op exact dezelfde manier en in exact dezelfde volgorde.
Samenvattend kan gezegd worden dat herhaling van gebeurtenissen circulaire tijd karakteriseert.
Spiralerende tijd kan op zijn beurt begrepen worden als een extensie van circulaire tijd. In spiralerende tijd wordt de cirkel gebroken, echter zonder de circulaire beweging te verliezen. Dit wordt getoond in de helix van figuur 4.
Figuur 4.
Deze figuur toont opnieuw een eerste oorzaak, gerepresenteerd door punt a, en een laatste gevolg, gerepresenteerd door punt e. Hun oppositie is hier echter relatief, en niet absoluut zoals het geval was in lineaire tijd. Want de circulaire beweging van de spiraal brengt punten a en e ook samen (beide punten zijn op dezelfde hoek van de circulaire beweging). Niettemin doet zich, in contract met circulaire tijd, geen enkele gebeurtenis opnieuw voor in spiralerende tijd. Punt e is gelokaliseerd op dezelfde hoek van de circulaire beweging als punt a, maar de eerste is niettemin verschillend van de laatste. Wat nu hetzelfde is maar ook verschillend is vergelijkbaar. Iedere gebeurtenis in spiralerende tijd is vergelijkbaar met een andere gebeurtenis.
Samenvattend kan gezegd worden dat vergelijkbaarheid van gebeurtenissen spiralerende tijd karakteriseert.
Boven werden puntige, lineaire, circulaire en spiralerende tijd gecontempleerd. Hier zal de meest plausibele keuze gemaakt worden tussen deze. Is tijd puntig, lineair, circulair of spiralerend van aard? In ieder geval zal tijd niet puntig zijn, zoals we hebben gezien. Puntige tijd moet gezien worden als één statische gebeurtenis. En met tijd dynamiek betreffend kan zulke stase begrijpelijkerwijs niet geaccepteerd worden als een plausibele optie. Lineaire en circulaire tijd zijn meer plausibel dan puntige tijd maar voldoen, gebaseerd op de manier waarop tijd ervaren wordt, ook niet aan de vereisten. Want in lineaire tijd is iedere enkele gebeurtenis onvergelijkbaar verschillend. De dynamiek die verandering in beweging zet is daar, maar de verandering is zo radicaal dat niets in enige beschouwde gebeurtenis van een zelfde gelijkenis is als enige eerdere of toekomstige gebeurtenis. Het tegengestelde is van toepassing op circulaire tijd. In circulaire tijd gebeurde iedere gebeurtenis alreeds in het verleden, en zal in de toekomst gebeuren, op exact dezelfde manier. Het is duidelijk dat deze beschrijvingen van lineaire en circulaire tijd ook niet conform de manier zijn waarop tijd ervaren wordt. In tijd ervaren we verandering, maar deze verandering is nooit zo radicaal dat hoe dan ook geen herkenning plaats vindt. En in tijd herkennen we, maar dit is nooit zo radicaal dat we gebeurtenissen ervaren exact op dezelfde manier als we ze voorheen ervaarden. Wat in tijd ervaren wordt is vergelijkbaarheid. Want iedere gebeurtenis kan vergeleken worden met andere gebeurtenissen, zonder ze als hetzelfde te nemen. De dood van Boethius rond 525 A.D. mag dan niet identiek zijn aan die van Socrates in 399 B.C., echter de eerste kan bedacht worden als vergelijkbaar met de laatste, want in beide gebeurtenissen werd een filosoof geëxecuteerd door de heersende macht. En de ene bewolkte dag mag dan als even grijs gezien worden als een andere, echter geen twee wolken, de zon blokkerend, waren ooit exact hetzelfde. En aldus pleiten ervaringen van tijd voor een keuze voor spiralerende tijd. Deze optie is de meest plausibele om te omarmen.
Boven werd spiralerende tijd gekozen als de meest plausibele optie. Deze keuze werd gebaseerd op onze eigen menselijke tijdservaring. Echter wanneer menselijke ervaring wordt gevolgd dan wordt een empirische methodologie gevolgd. Deze methodologie leidt vaak tot verkeerde conclusies. Tijd kan bijvoorbeeld op zichzelf aardig verschillen van hoe deze wordt ervaren. Want onze ervaring van tijd wordt bijna altijd begeleid door onze ervaring van ruimte. Onze ervaringen vinden plaats binnen een synthese van ruimte en tijd. Over het algemeen worden ruimte en tijd niet afzonderlijk ervaren, behalve misschien in gevallen van mystieke ervaringen.
Dit betekent dat de helix-spiraal geen tijd vertegenwoordigt, maar eerder de tijd-ruimte-synthese. En tijd van ruimte af te zonderen in deze synthese betekent dat ook binnen de helix-spiraal een afzondering plaats moet vinden om te arriveren bij het juiste geometrische symbool voor tijd. Dit doende komen we bij ruimte als gesymboliseerd zijnde door een cirkel en tijd door een lijn, want uiteindelijk is de helix-spiraal de synthese van een cirkel en een lijn.
Tot bovenstaande symboliek kan worden gekomen via de beschouwing van tijd als zijnde dynamisch. Dynamiek in de tijdloze wijsheid wordt gerelateerd aan geest. En met materie de tegenstelling zijnde van geest moet de eerste gerelateerd worden aan stasis, zijnde de tegenstelling van dynamiek. Materie nu wordt in de tijdloze wijsheid gezien als hebbende een primaire roterende beweging, terwijl geest gezien wordt als hebbende een primaire voorwaartse betweging. Tijd wordt dan hier inderdaad gerelateerd aan geest en ruimte aan materie.
Zo moeten we dan tot de conclusie komen dat tijd-ruimte spiralerend is, maar tijd als zodanig lineair.