Het wordt vaak gezien door paardrijtrainers dat wanneer pupillen voor de eerste keer dicht bij een paard komen hun eerste reactie er een is van angst. In de huidige contemplatie zal deze angst voor paarden gecontempleerd worden, en dit vanuit het perspectief van de tijdlozewijsheidleringen. Met 'tijdlozewijsheidleringen' wordt hier bedoeld de leringen zoals ze naar voren zijn gebracht door Helena Petrovna Blavatsky (1831-1891), Helena Ivanovna Roerich (1879-1955) en Alice Ann Bailey (1880-1949) (en enkele van hun opvolgers). In deze contemplatie zullen we ons echter richten op de leringen die gepubliceerd werden door Alice Bailey. Bij het contempleren van angst voor paarden vanuit het perspectief van de tijdlozewijsheidleringen moet in gedachten worden gehouden dat ieder onderwerp binnen deze leringen gerelateerd is aan heel veel andere onderwerpen en aldus ingebed is in een enorme context. In een korte contemplatie zoals de huidige is het niet mogelijk om alle relaties en het geheel van de context betreffende het gecontempleerde onderwerp toe te lichten. Alleen de meest belangrijke relaties kunnen genoemd worden en alleen de meest directe context kan geschetst worden. Het zal overgelaten worden aan de contempleerder zelf om indien gewenst dieper in de materie te duiken via de werken van de genoemde auteurs.
Angst voor paarden is een heel bepaalde en specifieke angst. Om deze angst grondig te begrijpen moet echter angst ook algemeen beschouwd worden. Aldus zullen we in deze paragraaf onszelf een weg contempleren vanuit angst in abstractie naar de specifieke angst voor paarden.
Wat is angst? In A Treatise on White Magic door Alice Bailey wordt angst beschouwd een manifestatie te zijn van astrale energie en als "het basale astrale kwaad".1 Met 'astraal' wordt hier 'emotioneel' bedoeld.2 Dus angst is van een kwaadaardige emotionele aard, en 'kwaad' betekent hier 'involutionair'.3 Dit idee omvat de teleologische gedachte dat de mens bedoeld is te weg te evolueren van identificatie met zijn fysieke, emotionele en mentale aard naar een meer spirituele identificatie met (in eerste instantie) zijn ziel.4, 5 En angst, als kwaadaardige emotie, hindert dan deze evolutie. Hoewel angst dus van een emotionele aard is, heeft het zijn wortels echter niet in emotie zelf. Want angst ontspringt aan het etherisch lichaam van de mens.6 In de tijdlozewijsheidleringen wordt het etherisch lichaam beschouwd de fijnstoffelijke mal te zijn van het grofstoffelijk lichaam.7 En als zodanig wordt het beschouwd als de intermediërende scheider van het grofstoffelijk lichaam van het emotioneel of astraal lichaam.8 Het staat er tussenin. Dus de emotie van angst ontspringt aan dit fijnstoffelijk lichaam. Deze oorzaak van angst nu is inherent aan het type van substantie waaruit het fijnstoffelijk lichaam is opgebouwd.9 Deze etherische substantie is wat alle mensen met elkaar delen (hun etherische lichamen zijn opgebouwd uit dezelfde etherische substantie) maar wordt ook gedeeld met de planeet waarop ze leven en met het zonnestelsel waarvan deze planeet deel is (deze bestaan ook allemaal uit fijnstoffelijke materie). En de kwaadaardige emotie van angst in de mens wordt dan beschouwd geworteld te zijn in wat 'komisch kwaad' wordt genoemd.10 Dit kosmisch kwaad is inherent aan de kosmisch etherische materie, ook de etherische lichamen constituerend van mensen die zijn geplaatst binnen dat kosmisch etherisch lichaam, vergelijkbaar met cellen die in onze lichamen zijn geplaatst. Angst is om dezelfde reden ook aanwezig in de dieren op deze planeet, welke ook delen in die kosmisch etherische substantie.11 Echter waar de angst in dieren beperkt is tot instinctieve angst daar heeft angst zich in mensen ontwikkeld voorbij deze instinctieve angst in ook een psychologische angst.12 In deze contemplatie zullen we ons beperken tot de angst in de mens. En mensen zijn onderhavig aan instinctieve angst en psychologische angst.
De vorige subparagraaf werd verlaten met de opmerking dat mensen onderhavig zijn aan instinctieve angst en psychologische angst. Van deze wordt de instinctieve angst gedeeld met dieren en is de psychologische angst een typisch menselijke. Laten we eerst de instinctieve angsten beschouwen. In A Treatise on White Magic wordt beweerd dat in de psychologie vijf basale instincten worden opgesomd.13 In dat boek worden deze instincten herleid tot basale angsten. Het instinct van zelfbehoud is geworteld in de angst voor de dood. Het instinct van seks is geworteld in de angst voor afgescheidenheid en isolatie. Het kudde-instinct heeft een vergelijkbare wortel maar uit zich anders. Het instinct van zelfgelding is geworteld in angst voor ontkenning. En het instinct om te onderzoeken is geworteld in de angst voor het onbekende. De instinctieve angsten dan kunnen beschouwd worden als vier in aantal. Deze zijn angst voor de dood, angst voor afgescheidenheid, angst voor ontkenning en angst voor het onbekende. De bewering dat instincten geworteld zijn in angsten kan een opmerkelijke lijken. Echter wanneer instinct beschouwd wordt in zijn geworteldheid in de fysieke aard, en angst wordt bedacht als inherent zijnde aan die (fijn)stoffelijke aard, dan kan de bewering een meer plausibele status krijgen.
Zoals nu werd gezegd delen mensen hun instinctieve angsten met dieren. Echter met mensen als zijnde meer psychologische wezens dan dieren zijn ze ook onderhavig aan psychologische angsten. In A Treatise on White Magic worden vier algemene menselijke angsten genoemd: angst voor de dood, angst voor de toekomst, angst voor fysieke pijn en angst voor falen.14 Deze kunnen dan verder uitgewerkt worden in angst voor verlies van vrienden en geliefden, van gezondheid, van geld, van populariteit, angst voor eenzaamheid en zelfs angst voor angst zelf.15 Uiteindelijk vinden de genoemde algemene psychologische angsten hun uitdrukking in individuele bepaalde angsten en fobieën. Dit vormen van individuele psychologische angsten vanuit algemene instinctieve angst gebeurt door het menselijk denken via herinnering aan eerdere pijn en via anticipatie op voorziene pijn.16 Zo'n psychologische angst wordt vaak 'illusionair' genoemd, echter voor de mens gevangen in zijn denken wordt deze angst als heel echt ervaren.17 Het zijn alle bovenstaande factoren die een significante rol spelen in het tot aanzijn komen van angst voor paarden.
Alle bovenstaande factoren spelen een significante rol in het tot aanzijn komen van angst voor paarden. Er is echter nog een andere factor in beschouwing te nemen, namelijk een factor die constituerend is voor de angst van mensen voor dieren in zijn algemeenheid. En dit betreft de lange geschiedenis die deze twee rijken samen delen. Vanuit een ver en afgelegen verleden, toen de vroege mens nauwelijks meer ontwikkeld was dan het dier, tot aan heel recent joegen dieren massaal op mensen.18 Deze doorgaande slachting van miljoenen jaren (neem er notie van dat de tijdlozewijsheidleringen het tot aanzijn komen van de mensheid veel vroeger dateren dan dat de hedendaagse wetenschap dat doet)19 heeft een instinctieve angst voor dieren in de mens geïnstalleerd. Veel angst is al buiten werking gesteld,20 echter het collectieve geheugen van de mens draagt nog steeds getuigenis van de dierlijke vernietiging onder mensen via een inherente angst voor dieren. Deze aan mensen inherente angst voor dieren moet ook als een factor beschouwd worden in de angst voor paarden die paardrijpupillen initieel kunnen ervaren.
Dus in principe kan angst voor paarden beschouwd worden als bestaande uit:
Ten eerste moet vermeld worden, hoewel in het op zichzelf vanzelfsprekend is, dat paarden vallen onder het dierenrijk. Dit rijk wordt (ook) in de tijdlozewijsheidleringen evolutionair geplaatst tussen het plantenrijk en het mensenrijk.21 Dit idee bevat de gedachte dat de mens evolueerde vanuit de dieren en ook de teleologische gedachte dat dieren uiteindelijk tot mensen zullen evolueren. De natuurrijken zijn niet statisch maar evolueren. Dit kan niet alleen gezien worden in de evolutie van het ene rijk naar het andere maar kan ook gezien worden binnen de verschillende natuurrijken zelf. Binnen het mensenrijk wordt bijvoorbeeld de term 'dier-mens' gebruikt om te refereren aan de eerste menselijke eenheden die zijn geëvolueerd voorbij het dierlijke stadium.22 En vanaf dat punt evoluerend naar het zielenrijk23 worden diverse menstypen gevonden. Doorheen Alice Bailey's werken vinden we termen als 'gemiddelde mensheid', 'geavanceerde mensheid', 'aspiranten', 'discipelen' en 'ingewijden' om verschillende stadia van evolutie binnen het mensenrijk te indiceren. Hetzelfde geldt nu voor het dierenrijk. Met betrekking tot dat rijk wordt onderscheiden tussen de massa van lagere dieren (als voorbeeld worden knaagdieren genomen), de wilde dieren (de leeuw en tijger worden hier genoemd) en de hogere en gedomesticeerde dieren (zoals honden en katten).24 Paarden nu worden ook geplaatst in de categorie van hogere en gedomesticeerde dieren. In het dierenrijk worden paarden beschouwd onderdeel te zijn van de top van de evolutionaire ladder. Het zal dus lonend zijn om nader te kijken naar dit topstadium van dierlijke evolutie.
Er werd gezegd dat de mens evolueerde vanuit dieren en dat dieren uiteindelijk zullen evolueren tot mensen. Deze grens nu tussen het dierenrijk en het mensenrijk wordt overschreden op het moment van individualisatie.25 Bij individualisatie overschrijdt de levende eenheid het dierenrijk naar het mensenrijk. Onder de vele definities en omschrijvingen door Alice Bailey gegeven in haar boeken wordt individualisatie misschien het meest duidelijk gedefinieerd als "inwijding in zelfbewust bestaan"26 of misschien als "het proces van intelligente zelfrealisatie".27 Bij individualisatie wordt de desbetreffende levende eenheid zich bewust van en realiseert het zichzelf in contrast met alles wat het niet is. En de hogere of gedomesticeerde dieren, waaronder ook paarden worden gerekend, zijn dicht bij het ontwikkelen van dit zelfbewustzijn.28
Dit process nu van individualisatie dat de gedomesticeerde dieren ondergaan wordt begeleid door mensen, zelfs hoewel ze er zich misschien niet van bewust zijn.29 Want het is door de mentale stimulatie door mensen dat gedomesticeerde dieren groeien naar individualisatie en zelfbewustzijn. Deze mentale stimulatie ontvangt het gedomesticeerde dier van de mentale uitstraling van de mens30 maar ook van de training die het ontvangt van zijn menselijke meester.31 Dit plaatst de relatie tussen gedomesticeerde dieren en mensen in een geheel nieuw perspectief. Geassocieerd met gedomesticeerde dieren en het trainen daarvan is er een verantwoordelijkheid van mensen om deze dieren te leiden naar het mensenrijk.32 Betreffende de huidige contemplatie kan concreet gezegd worden dat omgang met paarden en het trainen daarvan door eigenaren, trainers en pupillen van die paarden een verantwoordelijkheid is. De paarden worden zeer gediend hierdoor omdat het mogelijk is dat ze hierdoor uiteindelijk hun weg naar het mensenrijk vinden.33
We hebben in de vorige twee paragrafen angst en paarden, beide in relatie tot de mens, wat gecontempleerd. Een contemplatie op angst voor paarden vanuit het perspectief van de tijdlozewijsheidleringen zou echter niet compleet zijn zonder een beschouwing op het oplossen van deze angst. Daarom zal onder deze paragraaf het oplossen van angst voor paarden aandacht worden gegeven.
Eerder werd vermeld dat angst voor paarden bestaat uit kosmisch kwaad inherent aan de substantie waaruit menselijke fijnstoffelijke lichamen bestaan, instinctieve angst oprijzend uit deze factor, psychologische angst vanwege de herinnering en de verbeelding van de mens, en een collectieve menselijke herinnering aan een lange geschiedenis van dieren die jagen op mensen. Als we angst voor paarden willen oplossen dan zal het duidelijk zijn dat het werk gedaan moet worden op deze vier niveaus. En hoe hoger we komen in de gegeven opsomming hoe meer radicaal de verwijdering van angst zal zijn. Laat ons deze niveaus waarop angst voor paarden kan worden opgelost beschouwen.
In de vorige paragraaf werd geconcludeerd dat omgang met paarden en het trainen daarvan een verantwoordelijkheid is voor de eigenaren, trainers en pupillen van die paarden waardoor de paarden uiteindelijk misschien hun weg kunnen vinden naar het mensenrijk. Deze domesticatie nu van paarden, en dieren in zijn algemeenheid, valt samen met het buiten werking stellen van veel instinctieve angst die oprees vanuit het jagen van dieren op mensen.34 In oudere tijden, toen dieren op mensen joegen, was de relatie tussen dieren en mensen puur fysiek.35 Echter toen later mensen startten met het zorgen voor, temmen en domesticeren van dieren werd een emotionele of astrale aard toegevoegd aan hun relatie36 en veel angst werd toen buiten werking gesteld. In huidige tijden, met de mens meer mentaal zijnde dan eerder en dieren meer getraind wordend, wordt daaraan nog een toenemende mentale relatie tussen mensen en dieren aan toegevoegd.37 Wat deze samenvattende kijk op de geschiedenis van de relatie tussen dieren en mensen toont is dat wanneer mensen omgang hebben met dieren, voor ze zorgen, ze trainen en ze domesticeren, veel angst voor dieren buiten werking wordt gesteld. Dus de eerste en meest vanzelfsprekende manier voor pupillen om hun initiële angst voor paarden op te lossen is omgang met ze te hebben, voor ze te zorgen en met ze te werken, korgezegd: ze te domesticeren.
Die pupillen die niet in staat zijn om hun angst voor paarden op te lossen via omgang en domesticatie moeten een niveau hoger werken om hun angst op te lossen. Dit is het psychologische niveau. Psychologische angsten werden genoemd op te rijzen vanuit herinnering aan eerdere pijn en via anticipatie op voorziene pijn. Zo'n angst werd beschouwd illusionair te zijn van aard. Om nu de illusie van angst uit te roeien moet waarheid gerealiseerd worden. In A Treatise on White Magic geeft Alice Bailey twee hints over hoe dit te doen.38 Ten eerste geeft ze een formule waarop men moet mediteren en die men moet herhalen wanneer overmand door angst. De formule klinkt: "Laat realiteit elk van mijn gedachten beheersen en waarheid de meester zijn van mijn leven." Ten tweede adviseert ze gezond verstand en het cultiveren van een mentale houding die weigert tijd toe te staan aan de groei van illusionaire angsten. Deze hints zijn gebaseerd op de occulte wet dat energie het denken volgt en dat dus angstige gedachten over denkbeeldige gebeurtenissen de angst doen groeien.39 Met de tweede hint wordt het denkleven weggehaald van de illusionaire angst en met de eerste hint wordt aandacht gegeven aan realiteit. Een pupil die angst voor paarden niet kan overwinnen door omgang en domesticatie moet dit innerlijke psychologische werk doen. Hij moet zich geen pijnlijke gebeurtenissen met het paard inbeelden maar moet zich de situatie zoals die is realiseren.
Dieper dan de psychologische angst van de mens ligt zijn instinctieve angst. En deze angst werd gezien geworteld te zijn in kosmisch kwaad inherent aan de substantie waaruit menselijke fijnstoffelijke (etherische) lichamen bestaan. Nu zal het helder zijn dat wanneer onder deze subparagraaf wordt gesproken over uitroeiing van kosmisch kwaad we spreken over uitroeiing van dit kwaad in het individueel menselijk fijnstoffelijk lichaam en niet over uitroeiing van kosmisch kwaad als zodanig. Want dat laatste is een taak die veel te groot is voor welk menselijk individu dan ook: kosmische entiteiten zijn bezig met dit probleem.40 Hoe kan dan dit kosmisch kwaad inherent aan de substantie van het menselijk fijnstoffelijk lichaam individueel uitgeroeid worden?
Kwaad werd beschouwd als involutionair van aard zijnde. In principe is het de weigering tot evolutie. Kwaad in de mens, inherent aan zijn fijnstoffelijk lichaam, neigt naar involutie. Het zal dan helder zijn dat kwaad in een individu uitgeroeid kan worden door middel van evolutie. Evolutie voor de mens betekent zijn fysieke, emotionele en mentale vermogens onder controle van zijn ziel te brengen.41 Deze ziel is licht,42 en het is licht dat al het kwaad verdrijft.43 Dus: wanneer een individu evolueert naar identificatie met zijn ziel, zijn fysieke, emotionele en mentale lichamen onder controle brengt van de ziel en deze lichamen verzadigt met het licht van zijn ziel dan zal dit licht het kwaad inherent aan zijn fijnstoffelijk lichaam uitroeien. Het meest radicaal wordt angst voor paarden dus opgelost door te evolueren naar zielsbewustzijn. En dit bewustzijn wordt ontwikkeld door meditatie en dienstbaarheid.44 Het bereiken van zielsbewustzijn is echter een groot werk dat een mens veel individuele incarnaties zal kosten. (Neem er hier notie van dat reïncarnatie een van de axioma is van de tijdlozewijsheidleringen).45
In deze contemplatie zetten we koers om angst voor paarden te contempleren vanuit het perspectief van de tijdlozewijsheidleringen. In de eerste paragraaf werd de lijn gevolgd van angst in abstractie naar de concrete angst voor paarden. Daarbij werden vier constituerende factoren gevonden: kosmisch kwaad inherent aan de substantie waaruit menselijke fijnstoffelijke lichamen bestaan, instinctieve angst oprijzend uit deze factor, psychologische angst vanwege menselijke herinnering en verbeelding, en een collectieve menselijke herinnering aan een lange geschiedenis van dieren die op mensen jagen. In de tweede paragraaf werden paarden en hun relatie tot mensen in beschouwing genomen. Daar werd bevonden dat eigenaren, trainers en pupillen een verantwoordelijkheid hebben om paarden te domesticeren, ze zo leidend naar individualisatie en naar het mensenrijk. In de derde paragraaf werd dan het oplossen van angst voor paarden gecontempleerd. Deze angst werd beschouwd oplosbaar te zijn door: domesticatie van paarden (omgang en training omvattend), realisatie (een psychologische beweging weg van illusie naar realiteit omvattend), en individuele uitroeiing van (kosmisch) kwaad door verkrijging van zielsbewustzijn (bereikt door meditatie en dienstbaarheid).
Moge aldus het licht van onze ziel voort schijnen, al onze kwaadaardige angsten uitroeien, inclusief onze mogelijke angst voor paarden.