Arvindus

Contemplaties

Een etymologie van de dood

  • Titel: Contemplaties, Een etymologie van de dood.
  • Auteur: Arvindus.
  • Uitgever: Arvindus.
  • Auteursrecht: Arvindus, 2014, alle rechten voorbehouden.
  • Index: 201401111.
  • Editie: html, eerste editie.

§

De dood is etymologisch herleidbaar tot het proto-Germaanse 'dawjan' dat de betekenis wordt toegekend van 'sterven' (in de ruimste opvatting daarvan).1 Eigenlijk is 'dawjan' een samengesteld woord dat bestaat uit de wortel 'dau' en de toevoeging 'tuz', waarbij die laatste de betekenissen van 'handeling', 'proces' en 'conditie' (of 'toestand') wordt toegekend.2 De dood kan etymologisch dan ook beschouwd worden als een handeling, een proces of een conditie. Deze drie begrippen vinden we terug in diverse definities van de dood. In het Nederlands woordenboek wordt bijvoorbeeld 'dood' als zelfstandig naamwoord gedefinieerd als (1) "toestand die intreedt bij het eindigen van het leven", (2) "de overgang van leven naar dood" en (3) "het einde, de afloop van iets".3 Vanuit de proto-Germaanse wortel is het Nederlandse 'dood' evident verwant aan het Engelse 'death' en het Engelse woordenboek geeft de volgende drie primaire definities; (4) "de handeling of het feit van sterven", (5) "het einde van (het) leven" en (6) "de laatste beëindiging van de vitale functies van een dier of plant".4 Verdere definities die zinvol zijn om hier te vermelden betreffen; (7) "de staat van dood zijn" en (8) "de staat of conditie van zonder leven, beweging of activiteit zijn". In deze definities wordt dus zowel expliciet als impliciet verwezen naar een handeling (4), een proces (2, 3, 4, 6) en een conditie (1, 5, 7, 8). De dood als handeling is waarschijnlijk in deze definities opgenomen omdat de dood niet alleen op natuurlijke wijze kan geschieden (wanneer het een proces zal betreffen) maar ook op gewelddadige wijze (wanneer het proces een handeling betreft). Dit zien we terug in de definitie die in het Duitse woordenboek wordt gegeven. Daar wordt het aan 'dood' verwante Duitse 'tod' namelijk gedefinieerd als; "de opheffing van het (in eerste instantie menselijk) leven, het sterven zowel als het gestorven zijn, moge het op natuurlijke of gewelddadige wijze gebeuren".5

Het proto-Germaanse 'dawjan' wordt geacht niet alleen de wortel van het Nederlandse 'dood' te zijn maar ook van 'dooi'.6 Beide woorden duiden hierbij een verdwijnen van iets zintuiglijk waarneembaars aan. Immers bij dooi verdwijnen sneeuw en ijs en bij de dood een stoffelijk lichaam. Soms wordt ook een relatie gelegd met het woord 'doof'.7 Hierbij kunnen we op de eerste plaats denken aan het doven van een vuur waarbij 'doven' de betekenis van het stopzetten van een voortbestaan toegekend kan worden. Het woord 'doof' in de betekenis van "niet of slecht in staat om te horen"8 is daar natuurlijk aan verwant. Zoals doven en doden beide betrekking hebben op het stopzetten van een voortbestaan zo hebben doofheid en de dood beide betrekking op een stilvallen. Voor de medische wetenschap als exponent van het empirisch beschouwen heeft dit stilvallen dan betrekking op "alle vitale functies van het lichaam, inclusief de hartslag, hersenactiviteit (de hersenstam ingesloten) en ademhaling".9

Als hyponiem voor 'doodgaan' geldt het woord 'sterven'. Dit woord kan herleid worden tot het Indo-Germaanse 'ster' dat de betekenis van 'verstijven' kan worden toegekend.10 Dat 'sterven' als hyponiem voor 'doodgaan' wordt gezien en niet als synoniem geeft aan dat doodgaan omvattender is dan de verstijving (van het lichaam) die bij het sterven plaatsvindt.

Als tegenstelling van de dood kennen we het leven. Niet voor niets wordt in de geraadpleegde woordenboeken de dood gedefinieerd als opheffing en eindiging van het leven. Het Nederlands woordenboek kent aan het woord 'leven' de betekenissen toe van (9) "complex van eigenschappen en functies van een organisme, zoals voortplanting, stofwisseling, groei en reageren op de omgeving, dat er voor zorgt dat dat organisme blijft voortbestaan" en (10) "iemands bestaan van zijn geboorte tot zijn dood".11 Als wortel van dit woord wordt gevonden het proto-Germaanse 'lib' dat met de betekenis van 'blijven' wordt verbonden.12 Dit spreekt voor zich omdat 'lib' ook als wortel wordt gezien van het woord 'blijven'. Een verdere Nederlandse aftakking van 'lib' betreft het woord 'lijf'. Leven is dan Nederlands etymologisch vooral een lijfelijk blijven. Hier zien we het blijven van het lijf als etymologische betekenis van 'leven' exemplarisch tegengesteld aan het verdwijnen van het lijf als etymologische betekenis van 'dood' (via de verwantschap van 'dood' met 'dooi').

Bovenstaande analyse in ogenschouw nemend kan voorlopig geconcludeerd worden dat de dood de toestand of het proces is van verstilling, verstijving en verdwijning van het lijf en als zodanig tegengesteld is aan het leven dat dan de toestand of het proces van verblijving van het lijf betreft. De uitkomst van de Nederlandse etymologische beschouwing op het leven als tegenstelling van de dood geldt hier als een bevestiging van de uitkomst van de daaraan voorafgaande etymologische beschouwing op de dood. De Nederlandse etymologie van 'leven' bevestigt de etymologische betekenis van 'dood' maar verrijkt deze niet. Wellicht kan echter wel een verrijking gevonden worden in een Engelse etymologie. Het Engelse 'life' is immers verwant aan het Nederlandse 'leven' (alsook aan het Duitse 'leben') en kent dezelfde proto-Germaanse wortel. Als meest primaire betekenis van 'life' geeft het Engels woordenboek de betekenis "animate existence",13 wat in het Nederlands etymologisch daarop aansluitend vertaald kan worden als 'geanimeerde existentie'.

Deze term 'geanimeerde existentie' bestaat uit twee woorden. Laten we hier eerst dieper in gaan op het eerste woord van die twee. Het Nederlandse woord 'animeren' draagt de betekenis van 'aanmoedigen'.14 In het Engels heeft het woord als 'animate' de centrale betekenis van 'levend maken' of 'actief maken'.15 Het woord stamt van het Latijnse 'anima'16 (of 'anumus')17. 'Anima' heeft de centrale betekenis van 'adem' (en in het bijzonder dat van een dier) en wordt ook gebruikt ter aanduiding van de ziel (als tegenpool van het lichaam).18 'Animus' heeft eveneens de betekenis van 'ziel' (als tegenpool van het lichaam) maar legt daarbij meer de nadruk op het denken en bewustzijn.19 Beide woorden zijn te herleiden tot het Griekse 'anemos'20 dat 'wind' betekent en nog verder naar het Griekse 'ane' dat opnieuw 'ademen' of 'blazen' betekent.21 Hier is ook een verwantschap met het Sanskriet woord 'ānīt' (of 'āna')22 dat nogmaals de betekenis van 'ademen' draagt.23 Een geanimeerde existentie is dus primair een ademende existentie.

Het tweede woord uit 'geanimeerde existentie' betreft 'existentie'. Dit woord heeft als betekenis en synoniem 'bestaan'24 en in het Engels wordt het woord als 'existence' primair de betekenis van 'zijn' (Engels: 'being') toegekend.25 'Existentie' komt voort uit het Latijnse 'existentia' dat verder teruggevoerd kan worden tot het Latijnse 'existere'.26 Dit is een samengesteld woord bestaande uit 'ex' (betekenende 'uit' of 'naar buiten')27 en 'sistere' of 'sistō' (betekenende 'doen staan').28 Aldus kan existeren begrepen worden als een uit doen staan of een naar buiten doen staan. En een geanimeerd existeren (hetgeen leven betreft) is dan een ademend uit of naar buiten doen staan.

Bovenstaande formulering van wat een existeren betreft klinkt tamelijk abstract. Vragen die kunnen opkomen zijn: 'wie brengt tot staan?', 'wat wordt tot staan gebracht?' en 'waaruit wordt tot staan gebracht?'. De antwoorden op deze vragen blijven weliswaar ook abstract maar zijn toch (of juist daarom) eenvoudig te formuleren. Degene die tot staan brengt dat is de levende, wat hij tot staan brengt dat is zijn leven en waaruit hij tot staan brengt dat is zichzelf. Leven dat is ademend je leven vanuit jezelf naar buiten doen staan. En dit buiten betreft al wat de levende niet is. De levende doet dus zijn leven uit zichzelf staan naar wat hij zelf niet is. En dit dan op geanimeerde of ademende wijze. Leven dat is ademend als levende je leven uit jezelf doen staan naar wat je zelf niet bent.

Vanuit deze formulering is het interessant om terug te keren naar het onderwerp van de dood, die als tegengesteld aan het leven werd bevonden. Dood zijn dat is als tegengesteld aan leven ademloos als dode je dood in jezelf doen staan naar wat je zelf bent. Die dode en die levende dat zijn echter één en hetzelfde individu. Leven is ademend je leven uit je zelf doen staan naar wat je zelf niet bent en dood is ademloos je dood in jezelf doen staan naar wat je zelf bent. Dit in jezelf doen staan naar wat je zelf bent kan heel passend begrepen worden als een insisteren. De dood dat is een insisteren en is als zodanig tegengesteld aan het leven dat een existeren betreft. In het leven gaan we naar de ander maar in de dood komen we tot onszelf, zo kunnen we concluderen. Hoe letterlijk en hoe figuurlijk deze conclusie gelezen moet worden zal hier overgelaten worden aan de lezer zelf, opdat hij dicht tot zichzelf moge komen.

Noten
  1. Dr. Marlies Philippa / et alii (redacteuren), Etymologisch woordenboek van het Nederlands, A-E, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2009, p. 608.
  2. John Ayto, Word Origins, The Hidden Histories of English Words from A to Z, A & C Black, London, 2005, p. 152.
  3. Van Dale Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands, zoeksoftware, versie 2.0, Van Dale Lexicografie bv, Utrecht / Antwerpen, 2002.
  4. Oxford English Dictionary, Second Edition on CD-ROM (v. 4.0), Oxford University Press, 2009.
  5. Der Digitale Grimm, (version 12-04), Zweitausandeins, Frankfurt am Main, 2004.
  6. Nota 1.
  7. Hensleigh Wedgewood, A Dictionary of English Etymology, Macmillan & Co., New York, 1878, p. 203.
  8. Nota 3.
  9. Jacqueline L. Longe, Deirdre S. Blanchfield (editors), The Gale Encyclopedia of Medicine, Volume 2, Gale Group, Detroit / et alibi, 2002, p. 1004.
  10. J. de Vries, Etymologisch woordenboek, Waar komen onze woorden vandaan?, Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1976, p. 213.
  11. Nota 3.
  12. Dr. Marlies Philippa / et alii (redacteuren), Etymologisch woordenboek van het Nederlands, Ke-R, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2007, p. 214.
  13. Nota 4.
  14. Nota 3.
  15. Nota 4.
  16. Word Origins, p. 25, 26, 'animal'.
  17. Oxford Latin Dictionary, Oxford University Press, London, 1968, p. 132.
  18. Ibidem.
  19. Ibidem, p. 134.
  20. Ibidem.
  21. Henry George Liddell / Robert Scott, A Greek-English Lexicon, Oxford University Press, Oxford, 1996, p. 132.
  22. Ibidem.
  23. Monier Williams, A Sanskrit-English Dictionary, Etymologically and Philologically Arranged, With Special Reference to Greek, Latin, Gothic, German, Anglo-Saxon, and Other Cognate Indo-European Languages, The Clarendon Press, Oxford, 1862, p. 24.
  24. Nota 3.
  25. Nota 4.
  26. P.A.F. van Veen †, Nicoline van der Sijs, Etymologisch Woordenboek: de herkomst van onze woorden, Van Dale Uitgevers, Utrecht / Antwerpen, 1997, p. 277.
  27. Oxford Latin Dictionary, p. 628, ff.
  28. Ibidem, p. 1773.
Bibliografie
  • John Ayto, Word Origins, The Hidden Histories of English Words from A to Z, A & C Black, London, 2005.
  • Henry George Liddell / Robert Scott, A Greek-English Lexicon, Oxford University Press, Oxford, 1996.
  • Jacqueline L. Longe and Deirdre S. Blanchfield (editors), The Gale Encyclopedia of Medicine, Volume 2, Gale Group, Detroit / et alibi, 2002.
  • P.A.F. van Veen †, Nicoline van der Sijs, Etymologisch Woordenboek: de herkomst van onze woorden, Van Dale Uitgevers, Utrecht / Antwerpen, 1997.
  • J. de Vries, Etymologisch woordenboek, Waar komen onze woorden vandaan?, Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1976.
  • Hensleigh Wedgewood, A Dictionary of English Etymology, Macmillan & Co., New York, 1878.
  • Monier Williams, A Sanskrit-English Dictionary, Etymologically and Philologically Arranged, With Special Reference to Greek, Latin, Gothic, German, Anglo-Saxon, and Other Cognate Indo-European Languages, The Clarendon Press, Oxford, 1862.
  • Dr. Marlies Philippa / et alii (redacteuren), Etymologisch woordenboek van het Nederlands, A-E, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2009.
  • Dr. Marlies Philippa / et alii (redacteuren), Etymologisch woordenboek van het Nederlands, Ke-R, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2007.
  • Der Digitale Grimm, (version 12-04), Zweitausandeins, Frankfurt am Main, 2004.
  • Oxford English Dictionary, Second Edition on CD-ROM (v. 4.0), Oxford University Press, 2009.
  • Oxford Latin Dictionary, Oxford University Press, London, 1968.
  • Van Dale Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands, zoeksoftware, versie 2.0, Van Dale Lexicografie bv, Utrecht / Antwerpen, 2002.