"Hij die inactie in actie ziet, en actie in inactie is intelligent tussen de mensen, hij is een Yogi en een doener van alle actie."
De bovenstaande woorden kunnen gelezen worden in de Śrīmadbhagavadgītā in śloka 18 van hoofdstuk IV.1 Deze bewering kan een beetje onbegrijpelijk overkomen aan hen die nieuw zijn met de Bhagavadgītā en aldus zal deze in deze contemplatie verhelderd worden middels een interpretatie. En deze interpretatie kan gestart worden door erop te wijzen dat de Bhagavadgītā origineel geschreven is in het Sanskriet. En het originele Sanskriet woord of de term die hier wordt vertaald met het Nederlandse woord 'actie' betreft 'karma'.2 Inderdaad kan in deze śloka 'karma' vertaald worden met 'actie' maar de term 'karma' betekent in Sanskriet veel meer dan enkel 'actie'.3 Voor veel mensen zal de term bekend klinken als het concept van de wet van oorzaak en gevolg.4 In principe stelt deze wet dat acties van een zekere aard resulteren in ervaringen van een corresponderende aard (zij het voor of na wedergeboorte heeft plaatsgevonden).5 Goede acties leiden tot aangename ervaringen en slechte acties leiden tot onaangename ervaringen. Wat men begeert en waarnaar men aldus streeft, bereikt men.6
Wanneer karma geëxpliceerd wordt in zijn mogelijkheden van goed en slecht wordt het gepostuleerd als duaal in zichzelf. Echter het concept van karma heeft zelf ook een tegengesteld concept, namelijk dat van dharma. De term 'dharma' heeft op zichzelf een enorm uitgebreid veld van betekenissen,7 maar kan hier gedefinieerd worden als 'juiste actie'.8 Karma kan dan tegen deze achtergrond begrepen worden als 'onjuiste actie'. Dus we hebben dharma als juiste actie en karma als onjuiste actie, welk opnieuw onderverdeeld kan worden in goede actie en slechte actie. Dat dharma gezet wordt als een actie van een andere orde dan karma betekent dat dharmik actie niet oorzakelijk is voor toekomstige fysieke levenservaringen. Karma leidt tot wedergeboorte om de vruchten van iemands acties te oogsten9 maar dharma draagt geen karmik vruchten en leidt aldus tot mokṣa of spirituele verlichting.10 Dharmik actie is actie die bevorderlijk is voor iemands spirituele verworvenheid.
Laten we nu terug gaan naar het begin van deze contemplatie waar karma werd vertaald met 'actie'. Wanneer dharma tegengesteld is aan karma, karma adharma makend, dan moet als karma actie betreft dharma begrepen worden als inactie. Onjuiste actie, karma, is actie, en juiste actie, dharma, is inactie. Deze opmerking moet begrepen worden tegen de achtergrond van de verruimde betekenis van karma, verruimd van de betekenis van 'actie' naar de ruimere betekenis van 'actie-reactie'. Op het niveau waar karma 'actie' betekent moet dharma begrepen worden als 'juiste actie' en op het niveau waar karma 'actie-reactie' betekent moet dharma begrepen worden als 'inactie'. De inactie van dharma refereert eraan geen reactie te veroorzaken.
In bovenstaande alinea werd dharmik inactie tegengesteld aan karma. Verwarrend als het kan zijn is er ook een vorm van karmik inactie die tegengesteld kan worden aan dharma. Want enkel het nalaten van het verrichten van een actie kan ook een reactie veroorzaken en wordt aldus ook gezien als een actie.11 Om verwarring van deze karmik inactie met de eerder genoemde dharmik inactie te voorkomen zullen we het 'onactie' noemen. En zoals actie zowel karmik onjuiste en dharmik juiste actie heeft, heeft onactie zowel karmik onjuiste onactie als dharmik juiste onactie. Neem er notie van dat hier geen slechte en goede onactie geponeerd wordt aangezien onjuiste onactie hier gezien wordt als eenvoudige actie. Een tabulatie van wat tot op heden naar voren werd gebracht kan hier nuttig zijn.
1) Karma / Adharma / Actie | 2a) Onjuiste Actie & Onjuiste Onactie | 3a) Slechte Actie |
3b) Goede Actie | ||
2b) Reactie | 3a) Onaangename Reactie | |
3b) Aangename Reactie | ||
1) Dharma | 2a) Juiste Actie & Juiste Onactie | |
2b) Inactie |
Figuur 1.
Op niveau 1 zien we karma of adharma of actie tegengesteld aan dharma. Op niveau 2a is de karmik onjuiste actie en onactie tegengesteld aan de dharmik juiste actie en onactie. Op niveau 2b is de karmik reactie tegengesteld aan de dharmik inactie. Op niveau 3a veroorzaakt een karmik slechte actie een karmik onaangename reactie. En op niveau 3b veroorzaakt een karmik goede actie een karmik aangename reactie.
Met bovenstaande elementen geëxpliceerd kunnen we een start maken met onze interpretatie van śloka 18 van hoofdstuk IV van de Śrīmadbhagavadgītā. De śloka werd vertaald als volgt: "Hij die inactie in actie ziet, en actie in inactie is intelligent tussen de mensen, hij is een Yogi en een doener van alle actie." Deze śloka kan nu geïnterpreteerd worden als volgt: 'Hij die dharmik inactie in dharmik juiste actie en juiste onactie ziet, en karmik reactie in karmik onjuiste onactie is intelligent tussen de mensen, hij is een Yogi en een doener van alle actie.'
Bovenstaande interpretatie is nog niet compleet. Er wordt beweerd in deze śloka dat iemand die inactie in actie ziet en actie in inactie intelligent tussen de mensen is, een yogi en een doener van alle actie. Deze śloka zegt ten eerste dat iemand die aldus ziet de macht heeft om te onderscheiden tussen juist en onjuist en ten tweede dat zulk een persoon een yogi is. Een yogi wordt gewoonlijk beschouwd als iemand die streeft naar spirituele realisatie maar aangezien deze term in deze śloka gebruikt wordt om te refereren aan iemand met de macht om te onderscheiden tussen dharma en adharma moet deze hier genomen worden als refererend aan iemand die het voorgenoemde ideaal alreeds heeft bereikt.12, 13
Hoe nu is zulk een volmaakte yogi een doener van alle actie? Wanneer een yogi zichzelf spiritueel realiseert en zich identificeert met de metafysische ātman in zijn hart wordt hij ook één met het universele brahman, want deze twee zijn één.14 En dit metafysische brahman wordt niet alleen beschouwd als transcendent aan deze wereld, het wordt ook beschouwd als één met alles daarin.15 Aldus; iedere gedane actie wordt gedaan binnen de totaliteit van brahman, en aldus is de gerealiseerde yogi die onderscheiding van dharma en adharma heeft verkregen door identificatie met zijn ātman en daarmee met brahman ook de doener van alle actie.16
Met deze toegevoegde uitleg kunnen we nu komen tot de volgende interpretatie van śloka 18 van hoofdstuk IV van de Śrīmadbhagavadgītā: 'Hij die dharmik inactie in dharmik juiste actie en juiste onactie ziet, en karmik reactie in karmik onjuiste onactie is intelligent tussen de mensen, hij is één met brahman en aldus een doener van alle actie.'
Moge wij ook zulk een doener van alle actie worden.