In de contemplatie 'Tijdloze wijsheid, Tripliciteiten in de mens' werd aangegeven hoe de mens primair bestaat uit een drievoud.1 Dit primaire drievoud betreft dat van geest, ziel en lichaam of van monade, ego en persoonlijkheid. Als zodanig is de mens een reflectie van het universum dat ook uit het drievoud van geest, bewustzijn en materie bestaat. In 'Bestemming, keuze en toeval gecontextualiseerd in de tijdloze wijsheid' werd dit drievoud verder doorgetrokken naar de concepten van bestemming, keuze en toeval.2 Hierbij werd bestemming gerelateerd aan geest, keuze aan bewustzijn en toeval aan materie. Nu staat geest gelijk aan de monade, bewustzijn aan de ziel en materie aan de persoonlijkheid. En elk van deze drie kan weer onderverdeeld worden in opnieuw een drievoud. Zo bestaat de monade uit wil of macht, liefde-wijsheid en actieve intelligentie, de ziel uit spirituele wil of ātma, intuïtie of buddhi en abstract denken of buddhi-manas, en de persoonlijkheid uit concreet denken of kāma-manas, emotie of kāma en grof- en fijnstoffelijkheid. Hiermee komen we dan uit op een negenvoud. En zoals we de principes in de mens op deze manier kunnen verdelen in een negenvoud is het heel waarschijnlijk dat toeval, keuze en bestemming ook elk drievouden betreffen, samen een negenvoud vormend.
Hoe zou zulk een negenvoud er dan uit kunnen zien? Laten we starten met toeval. Een mens wordt door toeval beheerst in de mate dat hij geïdentificeerd is met zijn persoonlijkheid. Die persoonlijkheid bestaat echter uit een stoffelijk, een emotioneel en een mentaal lichaam. Toeval nu op stoffelijk niveau correspondeert met richtingloze beweging als zodanig. Op stoffelijk niveau wordt er bewogen maar waarheen dat is volstrekt toevallig. Op emotioneel niveau wordt die volstrekt willekeurige beweging geleid door neigingen. Emotionele neigingen halen beweging uit zijn volstrekte willekeur maar die neigingen zijn zelf ook nog erg willekeurig en daarom ook toevallig. Het ene moment wordt naar het ene geneigd en het andere moment naar het andere. Deze emotionele neiging nu wordt op zijn beurt weer geleid door mentale specificatie of verbijzondering. Want het concrete denken verbijzondert uit alle neigingen één specifieke neiging. Dit is in het concrete denken echter nog altijd een willekeurige specificatie. De willekeur van neigingen worden in het concrete denken verbijzonderd maar die verbijzondering is op zichzelf nog steeds een toevalligheid. Want evengoed was er iets anders verbijzonderd.
Het is pas op het gebied van het abstracte denken als onderdeel van de ziel dat de toevalligheid echt wordt overstegen in de keuze. Op dit niveau van de keuze correspondeert het abstracte denken met richting. In het abstracte denken wordt er richting gegeven aan de verbijzondering. De verbijzondering is nu niet meer willekeurig maar wordt gericht. Dit richten wordt in de keuze op zijn beurt echter bepaald door het believen van het gekozene. En dit vindt plaats op het gebied van de intuïtie of buddhi. Dit is zinnig aangezien buddhi ook het principe bij uitstek is van liefde. Intuïtief wordt er een specifieke bijzonderheid geliefd en daardoor dus op abstract mentaal niveau richting gegeven. Deze voorliefde voor een specifieke bijzonderheid echter wordt geleid door een achterliggende bedoeling. Deze bedoeling correspondeert met ātma of met de wil van ziel. Een keuze vindt dus plaats vanuit een achterliggende bedoeling die de ziel een geliefde richting doet bepalen.
Deze keuze verliest zich op zijn beurt echter weer in de bestemming op het gebied van de monade. De bovengenoemde bedoeling verliest zich op het niveau van actieve intelligentie in een bestemming. Of anders gezegd is het de bestemming die de bedoeling leidt. Deze bestemming is het laagst geplaatste onderdeel dat correspondeert met het laagst geplaatste onderdeel van de monade en is dezelfde naam gegeven als de correspondentie van de monade als geheel. Dit kan begrepen worden als we in ogenschouw nemen dat de monade in werkelijkheid een eenheid betreft en van zulk een abstract niveau is dat ons voorstellingsvermogen in gebreke blijft om deze eenheid te duiden, laat staan dat ons taalgebruik dit niveau adequaat zou kunnen uitdrukken. Misschien was het voor deze contemplatie handiger geweest wanneer in eerdere contemplaties het woord 'lot' was gebruikt als vertaling van het Engelse 'destiny' echter nu zullen we voortgaan op de ingeslagen weg om de verschillende contemplaties gemakkelijk op elkaar te kunnen laten aansluiten. Bovendien is het zo dat een hoger drievoud door een lager drievoud altijd eerst in zijn geheel begrepen wordt via zijn laagste aspect. Keuze wordt door de persoonlijkheid dan als eerste begrepen als richting en lot of bestemming dus als bestemming. Dus de bestemming als onderdeel van de drievoudige bestemming stemt zoals gezegd het doel van de keuze af. En waarop stemt deze dat doel af? Op het behoren van de liefde-wijsheid van de monade. Iets wat behoort te zijn leidt immers een bestemming. Het behoren laat zich horen in de bestemming die het doel stemt. Wat behoort te zijn nu wordt uiteindelijk geleid door dat zijn zelf. En aldus vinden we als correspondentie van de wil van de monade het zijn zelf.
Op deze manier kunnen we zien hoe het niet-zijn van de volstrekte willekeur tot zijn wordt gebracht. Het zijn bepaalt het behoren, wat het bestemmen bepaalt, wat de bedoeling bepaalt, wat het believen bepaalt, wat het richten bepaalt, wat het verbijzonderen bepaalt, wat het neigen bepaalt wat het bewegen bepaalt. In de onderstaande figuur staat bovenstaande ter verduidelijking schematisch weergegeven.
Monade | Wil | Zijn | Bestemming / Lot / Zijn |
Liefde-Wijsheid | Behoren | ||
Actieve Intelligentie | Bestemming | ||
Ziel | Ātma / Spirituele Wil | Bedoeling | Keuze |
Buddhi / Intuïtie | Believen | ||
Buddhi-Manas / Abstract Denken | Richting | ||
Persoonlijkheid | Kāma-Manas / Concreet Denken | Verbijzondering | Toeval / Niet-Zijn |
Kāma / Emotie | Neiging | ||
Stoffelijk | Beweging |
Figuur 1.
Wanneer we bovenstaande figuur nog eens nalopen dan zien we dat het schema zinnig overkomt. Van toeval kan gezegd worden dat het inderdaad bestaat uit een beweging (er gebeurt iets), uit een neiging (als aanzet tot de gebeurtenis) en een verbijzondering (wat gebeurt is altijd iets en nooit alles). En van keuze kan gezegd worden dat het bestaat uit een richting, een voorliefde en een bedoeling. En zo kan van het lot ook gezegd worden dat dit bestaat uit een bestemming, een behoren en (wat zal) zijn.
Moge we dan allen bewegen naar ons zijn.