In het Oude Testament lezen we dat Yhwh Mozes instrueerde om hem te noemen voor het volk van Israël als "ik ben die ik ben" en "ik ben".1 Deze uitdrukkingen worden ook gebruikt in de tijdloze wijsheid. Daar wordt gezegd dat het 'ik ben'-principe wordt belichaamd door de persoonlijkheid, het 'ik ben dat' principe door het ego (of de ziel), en het 'ik ben die ik ben' principe door de monade.2 'Ik ben' drukt daarbij de identificatie uit met een geïsoleerd zelf, met de persoonlijkheid. Met 'dat' [of 'die'] refererend naar een alteriteit, toegevoegd aan voorgenoemde uitdrukking drukt 'ik ben dat' een identificatie uit met wat voorbij een geïsoleerd zelf ligt, met de ziel, met een groep. En wanneer dan 'ik ben' opnieuw aan voorgenoemde wordt toegevoegd drukt 'ik ben die ik ben' als een afgeronde uitdrukking zonder losse einden een identificatie uit met alles wat er is.3
Bovenstaande uitdrukking 'ik ben die ik ben' en zijn deconstructie kan worden gezien als een Westers esoterisch en Christelijk equivalent van de Oosters esoterische en Hindoe-uitdrukking 'aum tat sat' met zijn deconstructie. Deze uitdrukking werd al gecontempleerd in een andere context in 'The Fractalness of 'Aum Tat Sat'' in de 'Contemplations' serie.4 Daar wordt bevonden dat 'sat' refereert aan een subjectiviteit, 'tat' aan een objectiviteit en 'aum' aan een bemiddelaar van deze twee. 'Sat' kan dan vergeleken worden met de 'ik ben'-identificatie met een geïsoleerd zelf, 'tat sat' met de 'ik ben dat'- (of eerder 'dat ben ik'-)identificatie met een groep voorbij het zelf, en 'aum tat sat' met de 'ik ben die ik ben'-identificatie met al dat er is. De tweede 'ik ben' moet dan in vergelijk met 'aum' beschouwd worden als refererend aan de tussen subjectiviteit en objectiviteit bemiddelende functie.
De tweede 'ik ben' als bemiddelend beschouwend tussen de eerste 'ik ben' en 'dat' is uitlegbaar. Want in uitdrukking identiek zijnde aan de eerste 'ik ben' buigt deze zogezegd het einde van 'dat' terug naar zijn begin wanneer de twee voorgenoemden identieke uitdrukkingen worden verenigd. Iets vergelijkbaars was het geval in de uitdrukking 'aum tat sat' waar de 'a' van 'aum' een zelfde referentie had als 'sat' en de 'm' daarvan een zelfde referentie had als 'tat'.
We krijgen dus het volgende overzicht, waarin niet alleen een semantische maar ook een opmerkelijke fonetische nabijheid tussen 'aum' en 'ik ben' ['I am' in het Engels] en tussen 'tat' en 'dat' kan worden opgemerkt.
Aum | Ik ben |
Tat | Dat [die] |
Sat | Ik ben |
Tat sat | Ik ben die (die ben ik) |
Aum tat sat | Ik ben die ik ben |
Figuur 1.
Mogen we aldus worden die we zijn.