Het Nederlandse woord 'vrijheid' stamt van het Nederlandse 'vrij' [in lijn met het Engelse 'freedom' en 'free'] dat in zijn algemeenheid refereert aan een staat van ongebondenheid, onbeperktheid en onvastgezetheid.1, 2 In abstractie kan vrijheid bijvoorbeeld refereren aan de staat van ongebondenheid en onvastgezetheid aan noodzakelijkheid.
Hier moet begrepen worden dat noodzakelijkheid van binnenuit bindt, terwijl zijn tegenpool contingentie van buitenaf bindt. Van binnenuit wordt een rozenzaadje bepaald om zich te ontwikkelen tot een roos in volle bloei, echter of het zaadje genoeg water en voeding zal ontvangen wordt bepaald van buitenaf. Noodzakelijkheid is gerelateerd aan subjectiviteit terwijl contingentie gerelateerd is aan objectiviteit.
In de tijdloze wijsheid wordt aan subjectiviteit gerefereerd met 'geest' terwijl aan objectiviteit wordt gerefereerd met 'materie'.3 En het werd eerder gecontempleerd dat geest (of de monade op het menselijke niveau) gerelateerd is aan lot (of bestemming) terwijl materie (of het lichaam op het menselijke niveau) gerelateerd is aan toeval.4, 5 Het is het lot van het rozenzaadje om tot bloei te komen als roos terwijl het toeval zal zijn of hij genoeg water en voeding zal krijgen.
Nu kent elk van de voorgenoemde dualiteiten een derde gegeven dat de duale gegevens aan elkaar relateert. Subjectiviteit en objectiviteit worden aan elkaar gerelateerd door conjectiviteit,6 lot en toeval door keuze, geest en materie door bewustzijn, en de monade en het lichaam door de ziel.7 Dus met noodzakelijkheid en zijn tegenpool contingentie in zicht komend via het etymosofisch contempleren van vrijheid mag het om de drievoudige structuur te completeren aangenomen worden dat vrijheid noodzakelijkheid aan contingentie relateert.
We krijgen dus een overzicht als hieronder.
Noodzakelijkheid | Vrijheid | Contingentie |
Subjectiviteit | Conjectiviteit | Objectiviteit |
Lot | Keuze | Toeval |
Geest | Bewustzijn | Materie |
Monade | Ziel | Lichaam |
Figuur 1.
Nu wordt de ziel in de tijdloze wijsheid beschouwd in zijn primaire aspect van liefde.8 En vrijheid als gerelateerd aan de ziel moet dan ook gerelateerd worden aan liefde. Dit wordt etymosofisch bevestigd. Het Nederlandse woord 'vrij' stamt net als zijn Engelse en Duitse equivalenten 'free' en 'frei' van het Indo-Europese 'prijos', wat geacht wordt de wortel te zijn van het Sanskriet 'priyas', 'dierbaar' (of 'geliefd') betekenend.9 En in het Nederlands is het woord 'vrij' de wortel van het werkwoord 'vrijen' waarmee naar het bedrijven van liefde wordt verwezen.10
Nu is 'liberteit' een Nederlands synoniem voor 'vrijheid' [in lijn met het Engelse 'liberty' en 'freedom'],11 wat geacht wordt te stammen van het Latijnse woord 'līber',12 ook refererend aan vrijheid.13 Interessant genoeg ligt 'līber', of 'liber' als we de Nederlandse wortel nemen, fonetisch erg dicht bij het Duitse woord voor 'liefde', zijnde 'liebe'. Dit Duitse 'liebe' deelt zijn etymologische wortels met het Engelse 'love' en het Nederlandse 'liefde' in het Sanskriet 'lubh',14 refererend aan begeerte of verlangen.15 Zij nu die in alle redelijkheid tegenwerpen dat het precies begeerte is die bindt16 moeten in beschouwing nemen dat begeerte dezelfde rol speelt als liefde in een lagere cyclus. Want waar liefde als het primaire zielsvermogen geest aan materie relateert daar relateert begeerte als het primaire emotievermogen het denken aan het fysieke lichaam.17 Beide vallen onder de occulte wet van aantrekking.18 Daarbij moet het ook opgemerkt worden dat begeerte niet alleen een belemmering is voor bevrijding maar ook voor liefde, en dat als 'liefde' en 'liebe' spruiten kunnen zijn van 'lubh' 'liberteit' dat ook kan zijn.
Dus vrijheid en liefde gaan samen. Wanneer een persoon alle mogelijke opties voor actie in de wereld heeft maar zijn uiteindelijke actie niet gepaard gaat met liefde dan zal hij geen vrijheid ervaren. En wanneer een persoon slechts één mogelijke optie voor actie heeft maar zijn uiteindelijke actie gepaard gaat met liefde dan zal hij wel vrijheid ervaren.19
Dit wordt bevestigd in een verdere beschouwing op subjectieve noodzakelijkheid en objectieve contingentie. De loop van het leven van een roos is aan de ene kant bestemd van binnenuit en aan de andere kant in omstandigheden geplaatst van buitenaf. Een singuliere roos echter heeft geen individueel bewustzijn, geen liefde, geen keuze en geen vrijheid. Dit geldt voor alle sub-menselijke levensvormen. Deze kunnen hun bestemmingen niet singulier relateren aan hun omstandigheden. Een mens echter heeft al het voorgenoemde wel, tot op zekere hoogte. Een mens heeft, in zekere mate, individueel bewustzijn, liefde, keuze en vrijheid. De mens heeft de potentie om zijn innerlijke bestemming individueel te relateren aan zijn uiterlijke omstandigheden. En dit is zijn vrijheid. Het is zijn vrijheid om innerlijke bestemming via bewuste en liefhebbende keuze te leggen in zijn uiterlijke omstandigheden.
Moge we aldus via liefde bevrijding bereiken.