Taal wordt in zijn algemeenheid gedefinieerd als "[w]oorden en de methoden van hun combinatie voor de uitdrukking van gedachten",1 en meer in het bijzonder als "[h]et hele lichaam van woorden en van methoden van woordcombinatie, gebruikt door een natie, mensen, of een ras" en als "een systeem van conventioneel gesproken of geschreven symbolen door middel waarvan mensen, als leden van een sociale groep en deelnemers aan zijn cultuur, zichzelf uitdrukken".2, 3 Zoals vermeld in de laatste definitie kan taal onderverdeeld worden in gesproken taal en geschreven taal, en in deze contemplatie zullen we focussen op de eerste en dus op taal als gedefinieerd als het "[v]ermogen of de functie van spraak".4
Soms wordt de term 'taal' ook toegepast op de manieren waarop dieren en planten met elkaar communiceren,5 echter dit impliceert natuurlijk niet dat ze het vermogen van gesproken taal hebben, wat het voorrecht is van mensen. En een mens wordt in de tijdloze wijsheid beschouwd als bestaande uit verschillende principes. Want de menselijke eenheid bestaat volgens deze wijsheid uit monade (of geest), ziel (of bewustzijn) en persoonlijkheid (of materie).6 Deze monade wordt verder onderverdeeld in macht, liefde-wijsheid en actieve intelligentie, de ziel in spirituele wil (atma), intuïtie (buddhi) en het abstract denken en de persoonlijkheid in het concreet denken of het mentaal lichaam, het emotioneel of astraal lichaam en het fysiek lichaam, dat op zijn beurt bestaat uit een subtiel of etherisch fysiek [of fijnstoffelijk] lichaam en een grof fysiek [of grofstoffelijk] lichaam.7 Het fijnstoffelijk lichaam en het grofstoffelijk lichaam nu beschouwend als één principe,8 en de drievoudige monade beschouwend in zijn eenheid (corresponderend met de Heilige Triniteit op een hoger niveau)9 arriveren we bij een zevenvoudige onderverdeling van de mens.10, 11 Een andere manier om tot een zevenvoudige onderverdeling te komen is door de spirituele wil of atma te beschouwen als representatie van de monade en de twee onderdelen van het fysiek lichaam (grof en subtiel) als apart te beschouwen.12, 13
Dus de mens is een zevenvoud, maar hij is niet het enige zevenvoud in het bestaan. Volgens de tijdloze wijsheid ontvouwt in principe alles in manifestatie zich als een zevenvoud.14 De zogenoemde 'Wet van Correspondenties' [of 'Wet van Overeenkomsten'] of 'Wet van Analogie' volgend kan het interessant zijn om taal te verkennen in zijn correspondenties met de zevenvoudige menselijke constitutie.15, 16
De correspondenties van de constitutie van taal met die van de mens verkennend zullen we starten met wat aan ons het meest bekend is; het grofstoffelijk lichaam. Dit gegeven in de mens correspondeert met de vocaliteit in taal. Behalve via vocalisatie is talige uitdrukking ook mogelijk zonder het gebruik van de stembanden, zoals in fluisteren. Dit fluisteren correspondeert met het fijnstoffelijk of etherisch lichaam. De lijn van grof naar fijn volgend betreft het volgende principe in de mens het emotioneel lichaam. Dit principe correspondeert met intonatie in taal. Iedereen kan het verschil horen tussen de spraak van een zeer emotioneel persoon en die van een emotioneel kalm persoon. Deze voorgenoemde delen van taal kunnen beschouwd worden als de constituenten van wat de academische taalwetenschappen 'de fonetiek' van een taal noemen.17 De volgende in de rij is het concreet denken of het mentaal lichaam, en dit deel in de mens correspondeert met wat de academische taalwetenschappen 'de syntaxis' van een taal noemen, betreffende de ordeningen en verbindingen van woorden.18 Deze woorden, singulier en samen verbonden en geordend, dragen betekenissen, door de academische taalwetenschappen 'semantiek' genoemd,19 en deze laag van taal correspondeert met het abstract denken in de mens. Het is met het abstract denken dat betekenissen begrepen worden. Het volgende hogere niveau betreft de intuïtie. Dit principe in de mens correspondeert met de intentie in taal. Hoewel bepaalde (vage) reflecties van intentie worden besproken in de academische filosofie onder de naam van 'intentionaliteit'20 maakt de intentie van de intuïtie op het moment geen deel uit van academisch taalonderzoek. En met de spirituele wil zelfs nog een hoger principe zijnde dan de intuïtie zal het duidelijk zijn dat de talige correspondentie daarvan ook niet academisch wordt besproken. Deze correspondentie betreft de significantie in taal.
Dat hierboven talige intentie wordt geponeerd als corresponderend met de intuïtie en significantie met de spirituele wil of atma volgt ook de onderscheidingen die worden gemaakt in de tijdloze wijsheid tussen de werelden van symbool, van betekenis en van significantie.21 In dit onderscheid wordt de wereld van symbool gerelateerd aan de persoonlijkheid, de wereld van betekenis aan de ziel en de wereld van significantie aan de monade of spirituele triade.22 Deze werelden corresponderen met de wereld van verschijningen, de wereld van waarden en de wereld van bedoeling.23
Al het bovenstaande beschouwend krijgen we een overzicht zoals hieronder.
De drievoudige mens | De zevenvoudige mens I | De zevenvoudige mens II | Taallagen | Academische taalwetenschappen | Werelden I | Werelden II |
Monade | Monade | Spirituele wil | Significantie of bedoeling | Wereld van significantie | Wereld van bedoeling | |
Ziel | Spirituele wil | Wereld van betekenis | Wereld van waarden | |||
Intuïtie | Intuïtie | Intentie | ||||
Abstract denken | Abstract denken | Betekenis | Semantiek | |||
Persoonlijkheid | Concreet denken | Concreet denken | Ordening | Syntaxis | Wereld van symbool | Wereld van verschijningen |
Emotie | Emotie | Intonatie | Fonetiek | |||
Fysiek lichaam | Subtiel fysiek lichaam | Fluisteren | ||||
Grof fysiek lichaam | Vocaliteit |
Figuur 1.
Wat vertelt bovenstaande overzicht ons nu over taal? Het kan in principe gededuceerd worden dat taal zijn oorsprong vindt in een bedoeling en een significantie die zich gekleed in intentie en betekenis uitdrukken via ordening, intonaties, fluisteringen of vocaliteiten. Of wanneer beschouwd van beneden naar boven: Een talige uitdrukking is niet slechts een geordend en geïntoneerd geluid dat betekenissen draagt en overbrengt, zoals de academische wetenschappen kunnen beschouwen, maar ze heeft ook een onderliggende intentie en significantie of bedoeling.
De bovenstaande deductie kan toepast worden op meer dan één gegeven. Eén uitgedrukte zin heeft inderdaad vocaliteit, intonatie, ordening, betekenis en op diepere niveaus intentie, significantie of bedoeling, maar het moet begrepen worden dat deze lijn volgend hoogst abstracte niveaus worden binnengetreden. En omdat een abstractie de bron is van veel onderling vergelijkbare bijzonderheden24 kan begrepen worden dat veel vergelijkbare uitdrukkingen één betekenis kunnen hebben, veel betekenissen één intentie, veel intenties één significantie of bedoeling.
Als alle uitdrukkingen van één persoon in één leven verzameld en herleid zouden worden tot hun gezamenlijke abstracte bronnen dan zouden misschien de betekenis, intentie, significantie of zelfs de bedoeling van dat leven gevat kunnen worden. Het werd immers gesteld dat taal het voorrecht is van mensen.
Maar vergelijkbaar zouden ook alle uitdrukkingen van één volledige taal verzameld en herleid naar hun bronnen kunnen worden, zo de significantie of bedoeling van die taal onthullend. Immers het zijn niet slechts individuele mensen die zielen hebben. Als volledige naties, rassen en religies beschouwd worden als zielenuitdrukkingen,25, 26 waarom talen dan niet overeenkomstig beschouwen?27 Want Karel de Grote (747/748-814) wordt verondersteld gezegd te hebben; "het hebben van een tweede taal is het hebben van een tweede ziel",28 en bovenstaande contemplatie beweegt zeker in die richting.