Het Nederlandse woord 'vertrouwen' wordt gekend in de betekenissen van "geloof in iemands betrouwbaarheid" en "betrouwbaar achten".1 Het woord bestaat uit het voorvoegsel 'ver' en het woord 'trouwen'. Daarbij duidt 'ver' ofwel op een making of wording ofwel op een verandering of verplaatsing.2 'Trouwen' vervolgens betreft een echtverbintenis3 en is geworteld in het woord 'trouw' dat een morele verbondenheid aanduidt.4 Feitelijk draait vertrouwen dus om de totstandkoming van een morele verbondenheid. Wie vertrouwt die verbindt zich moreel. En waaraan men zich moreel verbindt dat is de zaak waarin vertrouwd wordt. Vertrouwen is feitelijk een voortrouwen (voor-trouwen), want daarin verbind je je in het echt moreel met een zaak nog voordat deze gerealiseerd is.
De zaak waarin vertrouwd wordt is nog niet gerealiseerd. Vertrouwen in een goede afloop bijvoorbeeld precedeert de eventuele realisatie daarvan. In een vertrouwen, zo kan gesteld worden, wordt geanticipeerd op de zaak waaraan men zich moreel verbindt. Dit geldt echter niet alleen voor vertrouwen, want ook wensen en hopen kunnen beschouwd worden als morele verbintenissen aan zaken. Echter bij wensen wordt geanticipeerd op de zaak als zijnde onmogelijk, bij hopen als zijnde mogelijk, en bij vertrouwen als zijnde noodzakelijk.5 We krijgen dus een schema als hieronder.
Morele verbondenheid | Anticipatie |
Vertrouwen | Noodzakelijk |
Hopen | Mogelijk |
Wensen | Onmogelijk |
Figuur 1.
Nu kunnen wensen, hopen en vertrouwen gezien worden als aparte grootheden, maar ze kunnen ook beschouwd worden als onderdelen in een proces van realisatie. Om van het idee van een zaak tot realisatie van die zaak te komen moet het proces van wensen, hopen en vertrouwen doorlopen worden. Een idee begint losstaand van zijn realisatie, en wanneer de denker van het idee zich moreel verbindt aan dat idee dan is de wens geboren. Daaruit voort komt dan de hoop wanneer de denker ziet dat het idee waaraan hij zich moreel verbond de mogelijkheid heeft tot realisatie. Echter hiervoor moet hij eerst in het vertrouwen komen dat zijn morele verbintenis aan het idee noodzakelijk tot realisatie zal leiden.6 Want zoals Jezus van Nazareth stelde zal voor wie vertrouwen heeft niets onmogelijk zijn.7
Boven werd een pad geschetst waardoor een idee tot realisatie komt. Deze schets bevat elementen van innerlijkheid (het idee) en uiterlijkheid (de realisatie). Zaken op de uiterlijke gebieden hebben hun tegenhanger op de innerlijke gebieden, waarbij die laatste primair is ten aanzien van de secundaire eerste. Zoals innerlijke zielen zich kleden in uiterlijke lichamen om deze na enige tijd weer af te leggen zo kleden innerlijke ideeën zich ook in uiterlijke vormen om ze na een periode van manifestatie weer af te leggen.8 Hoe innerlijker wordt gegaan hoe groter de realiteit is van zaken.9 Dat wil zeggen dat zaken die zich nog niet hebben gerealiseerd op het uiterlijke gebied (of zaken die daar hun bestaan hebben gehad maar nu niet meer hebben) wel als reëel gevonden kunnen worden op de innerlijke gebieden. En deze lijn volgend kan vertrouwen dan begrepen worden als het aanschouwen van de innerlijke realiteit. Want zie je de innerlijke realiteit van een zaak voordat (of nadat) deze uiterlijk is gerealiseerd dan wordt de noodzaak van de uiterlijke realisatie daarvan gekend. Vertrouwen is het innerlijke schouwen van wat zich uiterlijk zal (of deed) bouwen. (De toevoegingen tussen haakjes van 'nadat' en 'deed' vervolledigen de gedachte dat vertrouwd kan worden op bijvoorbeeld een goede afloop maar ook op dat het alreeds voltrokkene goed was.)
Bovenstaande samenvattend en afsluitend kunnen we tot de volgende definities komen van vertrouwen: Vertrouwen is de totstandkoming van een morele verbondenheid, vertrouwen is een voor-trouwen, vertrouwen is de overgang van hoop naar realisatie en vertrouwen is het innerlijke schouwen van wat zich uiterlijk zal (of deed) bouwen.