Het Nederlandse woord 'ziel' verwijst naar "het wezen van het niet-stoffelijke van de mens", een "menselijk individu", "de voornaamste, werkende kracht in iets" en naar "het inwendige van bepaalde voorwerpen".1 Met een ziel hebben we dus in wezen van doen met een niet-stoffelijke, individuele, inwendige, werkende kracht. Het woord is verwant aan het Engelse 'soul' en het Duitse 'Seele'. Dit maakt duidelijk dat 'ziel' in ieder geval een Proto-Germaanse etymologische oorsprong heeft, maar op welke wijze dat wordt betwist. Met 'saiwa' wordt een link gelegd naar de zee, met 'sai' naar het zelf en met 'aiwo' naar leven.2
Het Nederlandse woord 'zaligheid' vervolgens verwijst naar een heerlijkheid, een heilzaamheid, geluk en een deelachtigheid aan het eeuwige heil.3 Het woord is duidelijk verwant aan het Duitse 'Seligkeit' en vindt zijn etymologische grond in het Indo-Europese 'selh' dat de betekenis draagt van "gunstig gestemd worden".4 Interessant is dat de genoemde betekenis van "deelachtigheid aan het eeuwige heil" overeenstemt met de betekenis van het Engelse woord 'salvation', dat primair verwijst naar de toegang van de ziel tot de eeuwige gelukzaligheid.5 Dit is interessant omdat er bij 'salvation' en 'zaligheid' niet alleen een overlap is van semantiek maar ook van fonetiek. 'Zal' in 'zalig' stemt overeen met 'Sel' in 'Selig' en dus 'sal' in 'salvation'. Het Engelse 'salvation' wordt via het Latijnse 'salvatio' echter etymologisch teruggebracht naar het Latijnse 'salus', dat de wortel is van het Engelse woord 'save' dat 'redding' betekent.6, 7 Vanwege de semantische en fonetische overeenkomsten is het echter niet onredelijk om het Latijnse 'salus' verder te herleiden naar de Indo-Europese wortel 'selh' die ook de wortel bleek van het Nederlandse 'zaligheid'. 'Salvation' en 'zaligheid' hebben dezelfde etymologische bron. Het is de zaligheid die redt en het is de redding die zalig is.
Nu worden 'ziel' en 'zaligheid' natuurlijk niet voor niets hier tezamen gecontempleerd. Zij hebben een verwantschap met elkaar. Het is niet voor niets dat ze naast elkaar worden geplaatst in de Nederlandse uitdrukking 'ziel en zaligheid'. 'Zaligheid' verwijst naar een deelachtigheid aan het eeuwige heil en 'ziel' naar een niet-stoffelijke, individuele, inwendige, werkende kracht. Nu is het zo dat deze twee definities zeer nauw verwant zijn aan elkaar. Het is feitelijk zo dat de niet-stoffelijke, individuele, inwendige, werkende kracht deelachtig is aan het eeuwige heil. Een mens wordt zalig door zijn ziel en het is zijn ziel die hem de zaligheid brengt.
Bovenstaande brengt met zich mee dat feitelijk gesteld kan worden dat wie zalig is eigenlijk zielig is en dat wie zielig is eigenlijk zalig is. Deze opvatting geeft zieligheid een positievere lading dan de lading die in de alledaagsheid bij dit woord gevoeld wordt. Het Nederlandse woord 'zielig' heeft de primaire betekenis van 'meelijwekkend'.8 Zieligheid wekt meelij ofwel medelijden ofwel mede-lijden. Als er sprake is van zieligheid dan wordt een mens ertoe gewekt het lijden van een ander te verlichten door een deel daarvan op zich te nemen. Zulk een daad nu is een werkende kracht bij uitstek van de ziel. Het zijn zulke daden die een mens zalig maken.
Bovenstaande plaats zieligheid en zaligheid los van elkaar in één situatie. De lijdende is zielig en de mede-lijdende is zalig. Echter die twee zijn vervat in één fenomeen van interactie. Zieligheid en zaligheid zijn als yin en yang, als karma en dharma. 'Wie het lijden van een mens beschouwt als zijn karma moet het als zijn eigen dharma beschouwen om hem te helpen', aldus een hedendaagse goeroe uit de Hindoetraditie geparafraseerd.
En moge we daar dan onze ziel en zaligheid in leggen.