Het Nederlandse woord 'tegenwoordigheid' kent als betekenis en synoniem "aanwezigheid".1 Het achtervoegsel 'heid' 'abstracteert', zogezegd ter onderscheiding van 'absraheert', hierbij het woord 'tegenwoordig', wat wil zeggen dat 'heid' hier aanduidt dat alle zaken die tegenwoordig zijn deelachtig zijn aan de tegenwoordigheid (zoals bijvoorbeeld alle schone zaken deelachtig zijn aan schoonheid).2, 3
Het woord 'tegenwoordig' zelf kent, niet verrassend, als betekenis en synoniem "aanwezig", maar ook "actueel".4 Het achtervoegsel 'ig' vervolgens bekenmerkt het woord 'tegenwoord', wat wil zeggen dat alle zaken die tegenwoordig zijn het tegenwoord als kenmerk hebben (zoals bijvoorbeeld alle zaken die prachtig zijn pracht als kenmerk hebben).
Het voorvoegsel 'tegen' duidt hierbij enerzijds op een oppositionaliteit en anderzijds op een raken of een aanliggen.5 Als zodanig kunnen als synoniemen van 'tegen' de voorvoegsels 'anti' en 'aan' worden genoemd, en een tegenwoord is dus eigenlijk een antiwoord of een aanwoord. Die twee laatstgenoemden zijn zowel fonetisch als semantisch verwant aan het Nederlandse woord 'antwoord', en een tegenwoord kan dan ook begrepen worden als een antwoord.6
Hier kan men zich afvragen of 'ant' in 'antwoord' verwant is aan 'anti' of aan 'aan'. Etymologisch wordt 'anti' gehandhaafd, echter etymosofisch kunnen 'anti' en 'aan' samengaan. Iets kan enkel tegen iets anders aan liggen wanneer het tegen datgene gekeerd is, immers anders zou er een vereniging van die twee plaatsvinden. Als je bijvoorbeeld twee druppels water tegen elkaar aan wil leggen dan worden ze samen één grotere druppel water en is er van een tegen elkaar aanliggen geen sprake. Dus hoewel de etymologie 'anti' en 'aan' herleidt tot verschillende bronnen7 kan etymosofisch een overeenstemmende, bijvoorbeeld Indo-Europese, bron aangenomen worden. Deze overeenstemming tussen 'anti' en 'aan' zou dan ook als bron beschouwd kunnen worden van het Nederlandse gelijkklinkende voorvoegsel 'ont' dat ook beide genoemde betekenissen kan dragen, bijvoorbeeld die van 'anti' in 'ontheiligen' en die van 'aan' in 'ontsteken'.8
Nu wordt meer algemeen een antwoord begrepen als een reactie,9 en binnen de beschouwing op tegenwoordigheid kan een antwoord (ant-woord) begrepen worden als iets wat aanspreekt (aan-spreekt).
Een tegenwoord is dus een aansprekend antwoord, maar omdat een tegenwoordigheid ook een aanwezigheid is, betreft een tegenwoord ook een aanwezen. 'Wezen' moet hier met name begrepen worden in de betekenis van 'zijn'.10 Een tegenwoord is een aanzijn. Nu betreft een aanzijn een bestaan,11 en een tegenwoordigheid kan dan ook begrepen worden als een bestanigheid.12
Een bestaan nu brengt het zijn in de zijnden, zogezegd,13 en als zodanig is een bestaan, en dus ook een aanzijn en een tegenwoord, een worden. Volgens de etymologie is 'woord' in 'tegenwoordig' dan ook niet geworteld in de wortel van 'woord' maar in de wortel van 'wordt'.14 Echter ook hier vinden we een etymosofische overeenstemming, namelijk die tussen 'woord' en 'wordt'. God, Jhwh, schiep, bracht tot aanzijn, tot bestaan, tot wording, middels zijn woord,15 en het woord werd ook vlees.16 Het woord is scheppend,17 wordend. En dit beschouwend is er dus geen reden om 'tegenwoord' (als 'tegenwordt') en 'antwoord' semantisch strikt van elkaar te scheiden.
Nu werd boven 'aanwezigheid' als synoniem voor 'tegenwoordigheid' gevonden, maar omdat als synoniem voor 'aanwezigheid' ook 'presentie' geldt kan een tegenwoordigheid ook als een presentie begrepen worden.18 Dit Nederlandse woord 'presentie' is, herleid tot 'present', afgeleid van het Latijnse 'praesens' dat een samenstelling is van 'prae', 'voor' betekenend, en 'esse', 'zijn' betekenend,19 en een tegenwoordigheid is in die zin dus ook een voorzijnigheid. Hierbij zijn er interessante overeenstemmingen tussen 'voorzijnigheid' en 'voorzienigheid', echter omdat de huidige contemplatie al uitgebreid genoeg is, zal hier niet verder op ingegaan worden.
Sommige contempleerders kunnen zich er verder misschien over verbazen dat in 'voorzijnigheid' het woorddeel 'voor' synoniem is aan het woorddeel 'tegen' in 'tegenwoordigheid' omdat deze twee woorddelen vaak als tegengestelden worden gezien. Echter wanneer 'voor' wordt gebruikt in de zin van 'voorliggend' dan kan zijn semantiek nauw aansluiten bij die van 'tegen' in de zin van 'tegenliggend'. Een mens zal zich bijvoorbeeld altijd geplaatst zien voor datgene wat tegen zit.
Boven werd 'present' genoemd als voorkomend in het woord 'presentie', maar dit woord komt natuurlijk ook voor in het verkleinwoord 'presentje', dat verwijst naar een cadeautje.20 Een tegenwoordigheid is in die zin dus ook een cadeauïgheid. En het tegenwoord als een cadeau sluit nauw aan bij het tegenwoord als een antwoord. Want zowel cadeau's als antwoorden worden gegeven en zijn in die zin giften. Het tegenwoord, het aanzijn, het bestaan, is een gift.21
Met bovenstaande beschouwing kan nu tot conclusies gekomen worden. Een tegenwoordigheid is indien gelezen als 'tegen-woord-ig-heid' het abstracte gegeven ('heid') van wat de eigenschap heeft ('ig') van het tot ('tegen') stand komen ('woord'). Een tegenwoordigheid is verder als een aanwezigheid het abstracte gegeven van wat de eigenschap heeft van het tot zijn komen,22 als een antwoordigheid het abstracte gegeven van wat de eigenschap heeft van het aanspreken en als een presentie (of 'presentigheid') het abstracte gegeven van wat de eigenschap heeft van gegeven te worden.
Zo kunnen we ons bijvoorbeeld in het gezelschap van een heilige bevinden, hem aanschouwen, en toch aan hem voorbij gaan. Echter wanneer we ons meer dan in zijn gezelschap in zijn tegenwoordigheid bevinden dan zal hij ons zijn zijn, zijn wezen, geven, ons ermee raken en ons ermee aanspreken. Hiervoor echter moeten we zelf 'de tegenwoordigheid van geest hebben', zoals dat genoemd wordt. Immers zoals het zijn van de zijnden gelijkoorspronkelijk is met ons eigen zijn,23 is de tegenwoordigheid van het desbetreffende gegeven gelijkoorspronkelijk met onze eigen tegenwoordigheid. En dit zelf tegenwoordig zijn, deze tegenwoordigheid van geest hebben, omvat, zoals de bij aanvang gegeven betekenissen en synoniemen van 'tegenwoordig' ('aanwezig' en 'actueel') aanduiden, het zijn in het hier en in het nu.
Zijnde in het hier en nu hebben we de tegenwoordigheid van geest, zijn we tegenwoordig en zijn we ook gesteld in de tegenwoordigheid waarbij de gegeven aanwezigheid ons raakt met zijn aansprekende antwoord.