Wilt u mij gedetailleerd de verschillen en verbanden uitleggen tussen geest, ziel en lichaam vanuit het Hindoeïsme? Ik lees over 'atma', 'jivatma', 'chitta', 'chaitanya', 'supreme soul', 'anthakarana', 'manas', enzovoort.
'Gezellig' is een typisch Nederlands woord dat in andere talen eigenlijk geen adequaat equivalent kent. In het Engels kunnen bijvoorbeeld 'companionable' of 'cosy' misschien in de richting komen ter aanduiding van wat Nederlandssprekenden onder 'gezellig' verstaan,1 maar als een-op-een-vertalingen schieten ze toch tekort. Om echt te kunnen begrijpen wat er bedoeld wordt met 'gezellig' moeten Engelssprekenden de context kennen waarin het woord wordt gebruikt en bij voorkeur de Nederlandse gezelligheid zelf ervaren hebben.
Het Hindoeïsme en zijn heilige taal, het Sanskriet, nu hebben een heel eigen woordenschat. De Hindoes zijn een spiritueel volk2 en in het Sanskriet vinden we die spirituele oriëntaties terug in een zeer rijke woordenschat ter aanduiding van spirituele principes, vergelijkbaar met zoals Eskimo's veel verschillende woorden kennen om sneeuw aan te duiden. En zoals het moeilijk is om het Nederlandse woord 'gezellig' te vertalen naar het Engels is het vaak nog veel moeilijker om spirituele Sanskrietwoorden te vertalen naar het Nederlands.
Om de wijsheid van het Oosten echter naar het Westen te brengen hebben discipelen als Helena Blavatsky en Alice Bailey onder leiding van hun Oosterse leraren toch gepoogd om Oosterse wijsheden in Westerse woorden uit te drukken. De theosofie van Blavatsky beoogde een synthese te zijn van wetenschap, religie en filosofie en de tijdloze wijsheid van Bailey beoogde een bijdrage te leveren aan het vestigen van een gesynthetiseerde wereldreligie.3, 4 Hierbij hebben zij een eigen terminologie ontwikkeld die gebruik maakt van Oosterse termen als 'atma', 'buddhi' en 'manas' en Westerse termen als 'geest', 'ziel' en 'persoonlijkheid', maar die daarbij toch kan afwijken van het traditionele Oosterse en Westerse gebruik van die termen.
Laten we als voorbeeld de term 'ziel' nemen. Deze Westerse term wordt in zijn algemeenheid vaak gebruikt als vertaling voor de Oosterse term 'atma'.5 Echter agnosten gebruiken de term 'ziel' vaak ter aanduiding van een menselijke psyche die met het lichaam mee sterft terwijl Hindoes de atma zien als onsterfelijk en als één met de alziel, met de 'paramatman'. En Christenen geloven weliswaar ook dat de ziel onsterfelijk is, echter zij beschouwen deze als geschapen door en gescheiden van God. Dus 'ziel' kan niet gelden als een-op-een-vertaling voor 'atma',6 tenzij zijn definitie, of die van 'atma', wordt gewijzigd. En in de leringen van Blavatsky en Bailey wordt aan die termen gesleuteld en vinden er verschuivingen van interpretaties plaats.
Nu sluiten de leringen van Bailey goed aan op die van Blavatsky, echter toch vinden we daarin ook accentverschillen. En ook binnen het Hindoeïsme zijn er bij de vele leerscholen accentverschillen te vinden. Beschouw een kleurenspectrum dat van boven naar beneden geleidelijk verloopt van violet naar rood. Dit spectrum kan geïnterpreteerd worden als bestaande uit de zeven kleuren van violet, indigo, blauw, groen, geel, oranje en rood, maar ook als bestaande uit de drie kleuren van blauw, geel en rood, of zelfs als bestaande uit enkel blauw en rood. In die laatste interpretatie heeft de term 'blauw' een veel ruimer verwijzingsgebied dan in die eerste interpretatie, terwijl beide interpretaties toch dezelfde term bezigen. De overeenkomsten zijn dus ongeveer en niet exact. Dit geldt mutatis mutandis ook voor Hindoetermen.
Verder zijn de Hindoeïstische Sanskriettermen uiterst talrijk. Dus we hebben hier van doen met een zeer grote verzameling van Hindoetermen die binnen de vele verschillende scholen van het Hindoeïsme interpretatieverschillen kennen en die dan vertaald zouden moeten worden naar Nederlandse termen die zelf ook weer divers geïnterpreteerd worden. Dit vraagt zeer veel uitleg en heel veel meer ruimte dan hier beschikbaar is.
Eigenlijk rest wie Hindoetermen vanuit het Hindoeperspectief wil begrijpen geen andere keuze dan een duik in het diepe te nemen en zich onder te dompelen in de verscheidene Hindoeleringen. En wie deze dan wil kunnen relateren aan de termen uit de theosofie en de tijdloze wijsheid van Blavatsky en Bailey zal zich ook in die leringen moeten onderdompelen.
Het is een kwestie van in- en uitzoomen op termen en hun context en het is een kwestie van studie en contemplatie. Uiteindelijk zullen alle terminologieën wegvallen in een onbelang, maar wel pas aan het einde, en niet aan het begin.7
Ofschoon een-op-een-vertalingen tussen Oosterse en Westerse termen dus niet exact zijn, kan er wanneer dit in ogenschouw wordt genomen niettemin een algemeen overzicht gegeven worden, in ieder geval van enkele van de Hindoetermen. In dit antwoord zal daarbij veelal aangesloten worden bij de vertalingen zoals die in de theosofie en tijdloze wijsheid van Blavatsky en Bailey worden gehanteerd.
Bailey beschouwt dat de mens als drievoud bestaat uit (1) geest of een monade, (2) bewustzijn of een ziel en (3) materie of een persoon. Die ziel wordt ook geacht drievoudig te zijn en te bestaan uit (1) wil, (2) intuïtie of liefde-wijsheid en (3) abstract of hoger denken. De persoon is ook weer drievoudig en bestaat uit (1) concreet of lager denken of een mentaal lichaam, (2) emotie of een astraal lichaam en (3) een fysiek of stoffelijk lichaam. Dit stoffelijk lichaam bestaat op zijn beurt dan weer uit (1) een fijnstoffelijk of etherisch of vitaal lichaam en (2) een grofstoffelijk lichaam.8, 9 In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat de geestelijke monade doorheen de bewuste ziel werkt die doorheen de materiële persoon werkt middels incarnaties. Zoals de ziel echter het bemiddelende beginsel is tussen de monade en de persoon kennen de ziel en de persoon ook een bemiddelend beginsel, namelijk het egoïsche lichaam,10 dat geplaatst is tussen het hoger en het lager denken. Op dit niveau vinden we ook de bemiddelende regenboogbrug.11
Voor zowel de geestelijke monade als (met name) het hoogste principe van de bewuste ziel, de wil, wordt de Hindoeterm 'atma' gebruikt.12, 13 Voor de intuïtie of de liefde-wijsheid van de ziel wordt de Hindoeterm 'buddhi' gebruikt. Voor het duale (hoger en lager) denken wordt 'manas' gebruikt, en voor de emotie of het astraal lichaam 'kama'. Het fijnstoffelijk of etherisch of vitaal lichaam betreft de 'prana'.14 De persoon betreft de vorm, en die wordt 'rupa' genoemd, terwijl de principes daarboven vormloos zijn en 'arupa' worden genoemd.15, 16 Het mentaal lichaam kan dan ook 'manasarupa' ('manas-rupa') worden genoemd,17 het astraal lichaam 'kamarupa'18 en het fijnstoffelijk lichaam 'pranarupa'. Dit soort woordsamenstellingen worden veel gevonden in het Sanskriet. Het egoïsche lichaam wordt ook wel de 'karana sarira' genoemd,19 en de regenboogbrug de 'antahkarana'20.
In de Samkhya-leringen van het Hindoeïsme wordt verwezen naar het grofstoffelijk lichaam met de term 'annamayakosha', wat letterlijk vertaald kan worden als 'illusionaire voedselhuls'. Het fijnstoffelijk lichaam heet daar 'pranamayakosha', of de 'illusionaire vitaliteitshuls'. Er is ook een 'manomayakosha' (de 'illusionaire manas-' of 'denk-huls'), een 'vijnanamayakosha' ('illusionaire wijsheidshuls') en een 'anandamayakosha' ('illusionaire gelukzaligheidshuls'). Deze hulzen omhullen de 'purusha', die de geest of de ziel betreft.21 In dit overzicht correspondeert de purusha losjes met de atma, anandamayakosha met buddhi als intuïtie of liefde-wijsheid, vijnanamayakosha met buddhi-manas als het hoger, abstract denken, manomayakosha met manas als het lager, concreet denken, pranamayakosha met het fijnstoffelijk of etherisch of vitaal lichaam en annamayakosha met het grofstoffelijk lichaam. De 'antahkarana' omvat in de Samkhya-leer buddhi en manas, maar ook 'ahamkar', die de notie van de persoonlijke 'ik' betreft.
Wat de termen uit de vraagstelling betreft kan het volgende gezegd worden. 'Jivatma' bestaat uit de woorden 'jiva' en 'atma', waarbij 'jiva' verwijst naar een levend wezen. Losjes vertaald betreft een jivatma dus een individuele ziel. Er is ook een paramatman, die de alziel betreft waarmee alle jivatma's één zijn.22 Dit is de 'suprême ziel'. 'Chaitanya' refereert eerder aan het bewustzijn als zodanig, maar het is ook de naam van een belangrijke Hindoemeester.23 'Chitta' betreft de denkstof.24
Hopelijk kan dit antwoord een zetje in de goede richting geven.