Arvindus

Contemplaties

Vormen van 'zijn' bij Heidegger, Nisargadatta, Bailey en Blavatsky

§

Centraal in de filosofie van Martin Heidegger (1889-1976) staat de zogenoemde 'ontologische differentie'.1 Doorheen zijn gehele oeuvre wil hij onderscheiden tussen zijn en zijnden (of dingen), of in het originele Duits tussen 'Sein' en 'Seienden'.2, 3 De Westerse filosofie, van Plato tot en met Nietzsche, is dit verschil vergeten, zijn behandelend alsof het een eerste en hoogste zijnde (of ding) is, maar niet zijn zelf.4 Een andere eigenschap van zo'n metafysisch denken is dat zijn als een hoogste zijnde (of ding) losgekoppeld is van de echte zijnden (of dingen), ze transcenderend in plaats van hun grond zijnde. De naam die Heidegger geeft aan zo'n transcendent, hoogste zijnde is 'zijnheid', of in het Duits 'Seiendheit'.5 Zijn echter, zo houdt Heidegger vol, is geen zijnde (of ding), maar veeleer de grond van alle zijnden (of dingen) die hun waarneming mogelijk maakt.6 Zijn betreft fenomenaliteit zelf.7 En zo'n fenomenaliteit kan zich voordoen op een eigenlijke manier, wanneer zijn zelf ontsloten is in het fenomeen, of, zoals gewoonlijk, op een oneigenlijke manier, wanneer zijn verdekt is door de verschijningen van zijnden (of dingen).8

Fenomenaliteit nu bevat zowel het waargenomen object als het waarnemende subject, veronderstelt zowel een wereld als een interpreteerder daarvan, of in Heideggers terminologie: het Dasein (het subject) is gelijkoorspronkelijk ('gleichursprünglich' in het Duits) met het zijn van de wereldlijke dingen (de objectieve wereld).9 En dit lijkt overeen te stemmen met de manier waarop Sri Nisargadatta Maharaja (geboren als Maruti Shivrampant Kambli, 1897-1981) bewustzijn beschrijft als zowel de notie van 'ik ben' als die van de wereld te bevatten.10 Het is wat hij in Hindoeterminologie 'atman' noemt. En zoals bij Heidegger zijn de grond is van zijnden, zo is bij Nisargadatta atman de grond van wat hij 'jivatma' noemt, zijnde de notie van een afgescheiden persoonlijkheid. Bewustzijn betreft fenomenaliteit, jivatma betreft het oneigenlijke Dasein en atman betreft het eigenlijke Dasein, waarbij bij beide denkers de wereld en de zijnden (of dingen, of objecten) gelijkoorspronkelijk verschijnen met voorgenoemde.11, 12

De terminologie van beide denkers, of veeleer van hun Engelse vertalers, kan verschillen. Heideggers Engels vertaalde terminologie is tamelijk vast. Zijnden betreffen dingen, zijn betreft de grond voor hun verschijning, fenomenaliteit, en zijnheid betreft een, zo verondersteld, van zijnden (en van het ware zijn zelf) losgekoppeld hoogste ding. Heidegger beschouwt dit denken van zijnheid als een transcendent gegeven als oneigenlijk (het redelijkerwijs maar in zijn geval ook pejoratief 'metafysisch' en 'onto-theologisch' noemend).13

Nisargadatta's Engels vertaalde terminologie is minder vast. Vaak wordt 'zijnheid' gebruikt om te refereren aan bewustzijn (aan de fenomenaliteit van Heidegger), maar een term als 'puur zijnheid' wordt ook gevonden om te refereren aan de ultieme staat die dat bewustzijn transcendeert. En voor deze staat komt ook de term 'puur zijn' voor, terwijl dezelfde term ook voorkomt om opnieuw te refereren aan bewustzijn.14, 15 Doorheen de boeken kan een trend ontdekt worden, maar toepassingen kunnen hier en daar variëren, en in de Engels vertaalde leringen van Nisargadatta is het belangrijk om de termen zorgvuldig contextueel te lezen.

Soms kunnen directe vertalingen van Hindoetermen herkend worden. Termen als "zijn-bewustzijn-gelukzaligheid", "waarheid-wijsheid-gelukzaligheid" en "existentie-kennis-gelukzaligheid" bijvoorbeeld kunnen, hoewel onder elkaar verschillend zijnde, aangenomen worden als zekere vertalingen van de Hindoeterm "sat-chit-ananda".16, 17 Deze Hindoetermen zijn veel vaster en zijn daarom beter geschikt als terminologie. Daarbij kan 'jivatma' aangenomen worden te corresponderen met Heideggers concept van het oneigenlijke 'Dasein', 'atman', 'sat-chit-ananda' en 'chaitanya' met zijn concept van het eigenlijke 'Dasein', 'maya' met zijn concept van de oneigenlijke wereld, 'brahman' met zijn concept van de eigenlijke wereld en 'parabrahman' met zijn concept van 'Seiendheit' (hoewel Heidegger de validiteit van zo'n notie van transcendentie ontkent en Nisargadatta die erkent).18, 19

Interessant om op te merken is dat in Nisargadatta's leringen de term 'persoonlijkheid' gerelateerd wordt aan de Hindoeterm 'jivatma'. Want 'persoonlijkheid' is een term die ook volop te vinden is in de esoterische leringen van Alice Ann Bailey (1880-1949). En waar Nisargadatta het drievoud van 'jivatma', 'atman' en 'parabrahman' toepast daar thematiseert Bailey het drievoud van 'persoonlijkheid', 'ziel' en 'monade'.20 Dit esoterische drievoud verder linkend aan Heideggers filosofie krijgen we de correspondenties van de persoonlijkheid met het oneigenlijke Dasein, de ziel met het eigenlijke Dasein (en gelijkoorspronkelijk met de eigenlijke wereld) en de monade met de zijnheid. Deze correspondentie wordt ondersteund door de esoterische notie dat de ziel het principe van bewustzijn betreft, want bewustzijn is ook in Nisargadatta's overzicht het tweede principe, en atma is ook in Bailey's leringen een constituent van het tweede principe.21 De andere twee constituenten van de ziel betreffen daar buddhi en manas, en dit drievoud atma-manas-buddhi kan dan gerelateerd worden aan Nisargadatta's drievoud van sat-chit-ananda.

Het belangrijke punt dat afgeleid kan worden van bovenstaande is, vooral voor studenten van de Bailey-leringen, dat de ziel in principe fenomenaliteit betreft. Want het denken aan de ziel op een fenomenologische manier kan de oneigenlijke manier van deze te zien als, bijvoorbeeld, een soort van stralend ding binnenin de borst stukslaan.

Het is verder ook interessant om een blik te werpen op de leringen van Helena Petrovna Blavatsky (1831-1891). Want aan het vocabulaire van 'zijnden', 'zijn' en 'zijnheid' voegt zij ook de term 'zij-heid' toe. Deze term refereert (of infereert)23 aan de transcendente staat, een staat waarvoor ze ook de Hindoeterm 'sat' gebruikt.24 Dit lijkt anders dan het gebruik van 'sat' in Nisargadatta's leringen als deel uitmakend van 'sat-chit-ananda', echter het moet niet vergeten worden dat 'atma', dat boven gerelateerd werd aan 'sat', ook in de esoterische leringen wordt gebruikt om te refereren aan zowel de geest als het hoogste zielsprincipe.25 De referenten van termen, zoals 'sat' en 'atma', kunnen wat verschillen, afhankelijk van de leraar, de school van denken en de context.26 Maar in lijn met Blavatsky's leringen over atma, buddhi en manas is het misschien gepast om sat te beschouwen als deel uitmakend van de ziel, bewustzijn, zijn(heid), fenomenaliteit, wanneer het chit-ananda als zijn voertuigen gebruikt, terwijl het de monade, zij-heid, absoluutheid, puur zijnheid, betreft wanneer het zichzelf losgekoppeld heeft van zijn voertuigen van manifestatie.27

Nu is één term die behoort tot de lijst van 'zijnden', 'zijn', 'zijnheid' en 'zij-heid' nog niet besproken, en dit is de term 'niet-zijn'. Blavatsky stelt niet-zijn gelijk aan zij-heid (vanuit het perspectief van de zijnden).28 Bailey lijkt het daarmee eens te zijn, niet-zijn gelijkstellend aan de terugtrekking van de wil (of atma).29 En Nisargadatta's leringen, die soms de term 'niet-zijnheid' ook gebruiken, lijken ook die kijk aan te hangen. Vaker echter wordt deze ultieme staat door Nisargadatta geschetst als zijnde voorbij zijn en niet-zijn, de laatstgenoemde dualiteit terugverwijzend naar het rijk van bewustzijn.30, 31

In principe correspondeert deze weergave van niet-zijn in zijn twee modi met de twee modi van sat of atma die boven werden genoemd. In het ene geval is de ultieme staat, niet-zijn, zij-heid, sat, atma, losgekoppeld van manifestatie, en in het tweede geval veroorzaakt deze die manifestatie door het aannemen van voertuigen.32 Atma neemt eerst het voertuig aan van buddhi, volgens Blavatsky en Bailey,33 en niet-zijn neemt eerst het voertuig aan van de ik-ben-heid, volgens Nisargadatta,34 maar wat deze leraren indiceren is hetzelfde, of op zijn minst heel vergelijkbaar. En het idee werd ook genoemd in een eerdere contemplatie.35

Hoe zit dat dan met Heideggers visie op niet-zijn? Heidegger thematiseert niet-zijn ook, zij het onder de term van 'het niets', of in het Duits 'das Nichts'.36 Heidegger wil dit niets denken op een fenomenologische manier. Het niets is niet de eenvoudige negatie van zijnden maar is veeleer de wortel van zijn zelf.37 Want het is alleen tegen de achtergrond van het niets dat men gewaar kan zijn van zijn. Zijn wordt in principe opgevat als niet-niets, waardoor het niets gezien kan worden als oorspronkelijker dan zijn.38

Interessant is dat dit erg correspondeert met Nisargadatta's leringen, want hij leert om de veelheden van zijnden achter te laten en te verblijven bij de enkelvoudige zijnheid of de ik-ben-heid, waarna de staat van niet-zijnheid kan dagen bij de beoefenaar.39

Heidegger nu is veel meer descriptief dan normatief, en hij wil ook niets te maken hebben met metafysische gedachtepatronen. Echter binnen zijn fenomenologische stolp kunnen we nu een metafysisch licht (of eerder een metafenomenale duisternis) zien binnenvallen door het gat van het niets. Dus als een Heideggeriaan ooit wil ontsnappen aan zijn fenomenologie dan zou dat mogelijk kunnen zijn via deze notie van het niets.

Noten
  1. 'Academic Philosophy, A Heideggerian Mysticism', Index: 200908282, 1.1.1 Ontological Differentiation.
  2. Herman Philipse, Heidegger's Philosophy of Being, A Critical Interpretation, Princeton University Press, Princeton, 1998, p. 35.
  3. Martin Heidegger, Sein und Zeit, 1927, Max Niemeyer Verlag, Tübingen, 1967, p. 6. "Das Sein des Seienden »ist« nicht selbst ein Seiendes."
  4. 'Academic Philosophy, Heidegger's Play of Being', Index: 200901152.
  5. John David Caputo, The Mystical Element in Heidegger's Thought, Ohio University Press, Athens / Ohio, 1978, p. 37.
  6. Ibidem, p. 69.
  7. Sein und Zeit, p. 38. "Ontologie und Phänomenologie sind nicht zwei verschiedene Disziplinen neben anderen zur Philosophie gehörigen. Die beiden Titel charakterisieren die Philosophie selbst nach Gegenstand und Behandlungsart."
  8. 'A Heideggerian Mysticism', 1.2.2 Unauthenticity and Authenticity.
  9. Sein und Zeit, p. 13. "Dem Dasein gehört nun aber gleichursprünglich – als Konstituens des Existenzverständnisses – zu: ein Verstehen des Seins alles nicht daseinsmäßigen Seienden."
  10. Sri Nisargadatta Maharaja in: Jean Dunn (editor), Consciousness and the Absolute, The Final Talks of Sri Nisargadatta Maharaj, The Acorn Press, Durham, 2004, p. 102. "1. Jivatman is the one who identifies himself with the body-mind. One who thinks I am a body, a personality, an individual apart from the world. He excludes and isolates himself from the world as a separate personality because of identification with the body and the mind.
    2. Next only the beingness, or the consciousness, which is the world. "I Am" means my whole world. Just being and the world. Together with the beingness the world is also felt - that is Atman.
    3. The Ultimate principle that knows this beingness cannot be termed at all. It cannot be approached or conditioned by any words. That is the Ultimate state."
  11. Sein und Zeit, p. 56. "Der Begriff der Faktizität beschließt in sich: das In-der-Welt-sein eines »innerweltlichen« Seienden, so zwar, daß sich dieses Seiende verstehen kann als in seinem »Geschick« verhaftet mit dem Sein des Seienden, das ihm innerhalb seiner eigenen Welt begegnet."
  12. Sri Nisargadatta Maharaja in: Ramesh S. Balsekar, Pointers from Nisargadatta Maharaj, The Acorn Press, Durham, 1998, p. 18. "Please remember, objects are really the perceiving of them. Conversely, therefore, the perceiving of them is what the objects are. Try to understand."
  13. Michael Inwood, A Heidegger Dictionary, Blackwell Publishers Ltd, Oxford / Massachusetts, 1999, p. 126.
  14. Sri Nisargadatta Maharaja in: Pointers from Nisargadatta Maharaj, p. 44. "The universal manifestation is only in consciousness, but the 'awakened' one has his centre of seeing in the Absolute. In the original state of pure being, not aware of its beingness, consciousness arises like a wave on an expanse of water, and in consciousness the world appears and disappears."
  15. Sri Nisargadatta Maharaja in: Sudhakar S. Dikshit (editor), Maurice Frydman (translator), I Am That, Talks with Nisargadatta Maharaj, The Acorn Press, Durham, 1992, p. 71. "The impersonal is real, the personal appears and disappears. 'I am' is the impersonal Being. I am this is the person. The person is relative and the pure Being — fundamental."
  16. Ibidem, p. 83, 103
  17. Consciousness and the Absolute, The Final Talks of Sri Nisargadatta Maharaj, p. 118.
  18. Nota 10.
  19. Consciousness and the Absolute, The Final Talks of Sri Nisargadatta Maharaj, p. 115-118.
  20. 'Ageless Wisdom, Triplicities in Man', Index: 201308292, Triplicities in Man.
  21. Ibidem.
  22. Alice A. Bailey, Discipleship in the New Age, Volume II, in: Twenty-Four Books of Esoteric Philosophy, (CD-ROM, Release 3), Lucis Trust, London / New York, 2001, p. 193. "May I remind you that, just as the soul is not a twelve-petalled lotus floating around in mental substance, but is in reality a vortex of force or twelve energies held together by the will of the spiritual entity (the Monad on its own plane), so the antahkarana is not a series of energy threads, slowly woven by the soul-infused personality, and met by corresponding threads projected by the Spiritual Triad, but is in reality a state of awareness."
  23. 'Contemplations, The Absolute Absolute', Index: 201012051, Reference and Inference.
  24. Helena P. Blavatsky, The Secret Doctrine, Volume I, in: Theosophical Classics, (CD-ROM), Theosophical Publishing House, Manilla, 2002, p. 14. "This Infinite and Eternal Cause—dimly formulated in the "Unconscious" and "Unknowable" of current European philosophy—is the rootless root of "all that was, is, or ever shall be." It is of course devoid of all attributes and is essentially without any relation to manifested, finite Being. It is "Be-ness" rather than Being (in Sanskrit, Sat), and is beyond all thought or speculation."
  25. 'Contemplations, Language Layers', Index: 202111181.
  26. 'Questions, What Are the Differences and Relations between Spirit, Soul and Body According to Hinduism?', Index: 202403252.
  27. The Secret Doctrine, Volume I, p. 193. ""A Dhyani has to be an Atma-Buddhi; once the Buddhi-Manas breaks loose from its immortal Atma of which it (Buddhi) is the vehicle, Atman passes into NON-BEING, which is absolute Being." This means that the purely Nirvanic state is a passage of Spirit back to the ideal abstraction of Be-ness which has no relation to the plane on which our Universe is accomplishing its cycle."
  28. Ibidem, p. 7. "In the sense and perceptions of finite "Beings," THAT is Non-"being," in the sense that it is the one BE-NESS; […]."
  29. Alice A. Bailey, A Treatise on Cosmic Fire, in: Twenty-Four Books of Esoteric Philosophy, (CD-ROM), Lucis Trust, London / New York, 2001, p. 284. "There are cycles of non-being when Time and Space are not, and the energising Will is withdrawn."
  30. Sri Nisargadatta Maharaja in: I Am That, Talks with Nisargadatta Maharaj, p. 409. "When you go beyond awareness, there is a state of nonduality, in which there is no cognition, only pure being, which may be as well called non-being, if by being you mean being something in particular."
  31. Sri Nisargadatta Maharaja in: Robert Powell (editor), The Ultimate Medicine, As Prescribed by Sri Nisargadatta Maharaj, Blue Dove Press, San Diego, 2001, p. 145. "But what am I for myself? In fact, that state of the Absolute is mine today – where there is neither Being nor non-Being. I have absolutely nothing to do with what this body is today. Whatever it has to give you is of no interest to me. So far as I am concerned, I am in that state where beingness and non-beingness do not matter at all."
  32. Alice A. Bailey, The Externalisation of the Hierarchy, in: Twenty-Four Books of Esoteric Philosophy, (CD-ROM, Release 3), Lucis Trust, London / New York, 2001, p. 588. "2. The Fact of God. This is the truth that Being is God Immanent and God Transcendent; it involves the recognition of the great Whole and the related part; it is the knowledge of divinity, ascertained through right relationship and identity of origin. It is the revelation of the life of God, pervading all that is (God Immanent), and of that same life, providing that still greater cosmic relation (God Transcendent) which is the final guarantee of all progress and of progressive revelation. `Having pervaded this whole universe with a fragment of Myself, I remain' is the challenge of Deity and the eternal hope of humanity. This is the answer of Life Itself to the demands of humanity, to the enquiries of science and to the whole world problem. God is here, present among us and in all forms of expression; He includes, pervades and remains beyond. He is greater than all appearance. He reveals Himself progressively and cyclically as man gets ready for further knowledge."
  33. Nota 27.
  34. Sri Nisargadatta Maharaja in: Robert Powell (editor), The Nectar of Immortality, Sri Nisargadatta Maharaj's Discourses on the Eternal, Blue Dove Press, San Diego, 2001, p. 23-24. "But the ultimate principle is prior to the sphere of subject-object. I would like to know how you divide that state. On the state of "non-beingness," the beingness appeared together with manifestation, creating a feeling as if "I am." Who that is, is not important; only "I am" is important. We talked about duality. Did it begin with the appearance of beingness over "non-beingness" or has it developed later? It is simple. When the beingness – that is, the "I-am-ness" – is felt, it is obvious that Quality has begun. Later, the beingness manifests as multiplicity, functioning as it does through innumerable forms. The initial humming of the beingness as "I am, I am" is the duality. But who accepts the duality? The "non-beingness" accepts duality with the beingness. The Absolute "non-being" state, by assuming the being state, becomes dual in manifestation."
  35. 'Contemplations, A Setup for a Metaphysicratic Manifest', Index: 201204032, Multiplicity, Unity, Nullity. "Every multiplicity is reducible to the unity in which it exists. Every unity has its ground for existence in the context of a nullity. It is no coincidence that a counting starts with null, continues with one, after which the multitudes follow."
  36. A Heidegger Dictionary, p. 144.
  37. 'A Heideggerian Mysticism', 3.1.4 Chaos.
  38. Martin Heidegger, Wegmarken, Gesamtausgabe, Band 9, Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1976, p. 114. "In der hellen Nacht des Nichts der Angst ersteht erst die ursprüngliche Offenheit des Seienden als eines solchen: daß es Seiendes ist – und nicht Nichts."
  39. Sri Nisargadatta Maharaja in: The Nectar of Immortality, Sri Nisargadatta Maharaj's Discourses on the Eternal, p. 25. "That is why I say my process is atma-yoga, which means abidance in the Self. When the "non-being" state became the being state, the world, along with so many things, came into existence. As per my guru's directive, I became one with the beingness. Beingness means having the vision that one is the entire dynamic universe. When one transcends individuality, one is the manifest beingness only. In this process the Unmanifest reveals itself."
Bibliografie
  • 'Academic Philosophy, A Heideggerian Mysticism', Index: 200908282.
  • 'Academic Philosophy, Heidegger's Play of Being', Index: 200901152.
  • 'Ageless Wisdom, Triplicities in Man', Index: 201308292.
  • 'Contemplations, A Setup for a Metaphysicratic Manifest', Index: 201204032.
  • 'Contemplations, Language Layers', Index: 202111181.
  • 'Contemplations, The Absolute Absolute', Index: 201012051.
  • 'Questions, What Are the Differences and Relations between Spirit, Soul and Body According to Hinduism?', Index: 202403252.
  • Alice A. Bailey, A Treatise on Cosmic Fire, in: Twenty-Four Books of Esoteric Philosophy, (CD-ROM), Lucis Trust, London / New York, 2001.
  • Alice A. Bailey, Discipleship in the New Age, Volume II, in: Twenty-Four Books of Esoteric Philosophy, (CD-ROM, Release 3), Lucis Trust, London / New York, 2001.
  • Alice A. Bailey, The Externalisation of the Hierarchy, in: Twenty-Four Books of Esoteric Philosophy, (CD-ROM, Release 3), Lucis Trust, London / New York, 2001.
  • Ramesh S. Balsekar, Pointers from Nisargadatta Maharaj, The Acorn Press, Durham, 1998.
  • Helena P. Blavatsky, The Secret Doctrine, Volume I, in: Theosophical Classics, (CD-ROM), Theosophical Publishing House, Manilla, 2002.
  • John David Caputo, The Mystical Element in Heidegger's Thought, Ohio University Press, Athens / Ohio, 1978.
  • Sudhakar S. Dikshit (editor), Maurice Frydman (translator), I Am That, Talks with Nisargadatta Maharaj, The Acorn Press, Durham, 1992.
  • Jean Dunn (editor), Consciousness and the Absolute, The Final Talks of Sri Nisargadatta Maharaj, The Acorn Press, Durham, 2004.
  • Martin Heidegger, Sein und Zeit, 1927, Max Niemeyer Verlag, Tübingen, 1967.
  • Martin Heidegger, Wegmarken, Gesamtausgabe, Band 9, Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1976.
  • Michael Inwood, A Heidegger Dictionary, Blackwell Publishers Ltd, Oxford / Massachusetts, 1999.
  • Herman Philipse, Heidegger's Philosophy of Being, A Critical Interpretation, Princeton University Press, Princeton, 1998.
  • Robert Powell (editor), The Nectar of Immortality, Sri Nisargadatta Maharaj's Discourses on the Eternal, Blue Dove Press, San Diego, 2001.
  • Robert Powell (editor), The Ultimate Medicine, As Prescribed by Sri Nisargadatta Maharaj, Blue Dove Press, San Diego, 2001.
Appendix
Heidegger Nisargadatta Bailey Blavatsky
Het niets Niet-zijn, parabrahman Niet-zijn, atma als monade, geest Niet-zijn, zij-heid, sat, atma(n)
Eigenlijk Dasein, zijn, fenomenaliteit Ik-ben-heid, zijnheid, bewustzijn, atman, sat-chit-ananda, brahman Atma-buddhi-manas als ziel, bewustzijn Atma-buddhi-manas
Oneigenlijk Dasein, zijnden, (ook: zijnheid als een hoogste, transcendent zijnde) Jivatma, persoonlijkheid, objecten, maya Persoonlijkheid, materie  

Figuur 1: Een getabuleerde vergelijking van Heidegger, Nisargadatta, Bailey en Blavatsky.